Bocholt stierf en begraven werd, is onzeker, gelijk ook niet schijnt te kunnen bepaald worden aan wie het verschillend graveerwerk zoo als b.v. platen die in de eerste druk van de Keulschen bijbel van 1470 en in dien van Anton Koberger van 1483 voorkomen moeten worden toegeschreven. Bij Nagler vindt men niet minder dan 318 van beide vermeld, waarvan er 217 beteekend en van 217 tot 236 niet beteekend zijn. Schilderijen van Israel van Mecken, de jonge, vindt men o.a. in de kerken te Munster, in de galerijen te Weenen en te Schlesheim. Overigens is al hetgeen men over beide vermeld vindt, in weerwil van de ijverige nasporingen van eenige bekwame kunstkenners, vooral van den heer Kramm, nog verward.
Zie Kramm Lev. en werk. d. Holl. en Vl. Kunstsch. D. IV. bl. 1080-1085 en aangeh. schrijv.