collegie over de gevangenissen. Dat hij, als het pas gaf, op eene waardige wijze de pen wist te voeren, blijkt, onder meer, uit het, ofschoon zonder zijn naam, in het licht gezonden: Verhaal der feestelijke ontvangst te Gorinchem van een gedeelte der dappere bezetting van de citadel van Antwerpen, den 22 en 23 Junij 1833. Gorinchem 1833, waarin hij ten slotte het onregtvaardige, onware en lasterlijke van Da Costa's gedicht: Op het Gorkumsche Heidendom onwederlegbaar bewijst.
Zie Wap, Astrea, 1854, bl. 470.