Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 12. Eerste stuk
(1869)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Johannus Jacobus Mascheck]MASCHECK (Johannus Jacobus), zoon van Hubertus Sigismundus, geboren in 1785, werd in 1798 aangesteld als kadet bij het regement dragonders der Bataafsche republiek, en in 1806 als 2e luitenant ordonnans officier van koning Lodewijk Napoleon, woonde als zoodanig in dat jaar den veldtogt bij in Duitschland. In dat zelfde jaar tot 2e luitenant bij het 2e regement Hollandsche kurassiers benoemd, en in 1812 als 1e luitenant bij de dragonders der bezoldigde garde van Amsterdam, werd hij bij de ontbinding van dat korps, in 1814 in dien graad aangesteld bij het 1e regement dragonders van het Nederlandsche leger, in 1816 benoemd tot ritmeester bij het 3e regement karabiniers (later kurassiers) en in 1832 tot majoor bij het regiment lanciers. Bij den opstand der Belgen, in en na 1830, deel gemaakt hebbende van het Nederlandsche leger te velde, en in 1839 benoemd tot luitenant-kolonel, werd hem het bevel over het 2e regiment dragonders opgedragen. In 1843 is hij als ko lonel van hetzelve gepensioneerd en bij die gelegenheid, wegens betoonde eervolle diensten, benoemd tot ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw. In 1844 tot militie-commissaris in de provincie Groningen benoemd, bekleedde hij die betrekking tot aan zijn overlijden, den 10 Maart 1855. Ook deze laatste betrekking wist hij met eer en waardigheid te vervullen.Ga naar voetnoot1). Twee zijner zonen dienden als officier der kavallerie in het Nederlandsche leger. Particulier berigt. |
|