gevoerd werden, waar zij nog lang moesten verblijven. Nog in hetzelfde jaar trok hij naar den koning van Spanje, Karel V, om dien den deerlijken toestand van Friesland onder het oog te brengen. In Januarij 1517 was hij tegenwoordig bij het beleg van Sneek, het laatste zijner feiten dat men van hem vermeld vindt. Kort hierop ondernam hij eene bedevaart naar het Heilige land, die hij echter niet volbragt, wijl hij in dat zelfde jaar op het eiland Rhodus stierf.
Zijn staatkundig gedrag is te regt door de Friesche geschiedschrijvers gelaakt, wijl hij alle geoorloofde en ongeoorloofde middelen aanwendde tot grootmaking van het huis van Saksen en van zijn eigen geslacht.
Jancko Douwema, die ook zeer tegen hem verbitterd is, legt hem te last dat hij dikwijls zou gezegd hebben, dat hij wel eene groote som gelds zou willen geven, zoo hij geen Fries was. Als krijgsman heeft hij, hoezeer dan ook als werktuig van de Saksische partij, menige dappere daad uitgevoerd.
Hij was bezitter van het nog aanwezige Martenahuis te Franeker en van de ook nog bestaande Stins Martena te Beetgum, die destijds veel van het geweld en de verbittering der vetkoopers leed.
Hij huwde Both Hottinga, dochter van Jarich Hottinga, Epo Kee's zoon, die den moederlijken naam van Hottinga had aangenomen en van Swob Sjaerdema, bij welke hij vier dochters Jel, Knier, Fokel en Luts verwekte. Zij hertrouwde met een Duitsch krijgsman, met name Bruckschlegel, stierf in 1541 en werd te Franeker in de Martinikerk begraven. Hij was de stichter van Martena-huis te Franeker, was medeopsteller van Accurata Descriptio perigrinationis in terram Sanctam, per illustres atque antiqua nobilitate splendidos viros ac Dominos D. Hesselum a Martena, D. Tzallingium a Botnya, nec non D. Julium a Botnya, Frisios, religionis ergo feliciter susceptae, anno salutis humanae MDXVII, medegedeeld door J. van Leeuwen in de Vrije Fries, D. III. bl. 219 volgg.
Zie Gabbema, Verh. v. Leeuw. bl. 306, 307; Winsemius, Chron. v. Friesl. bl. 338, 352, 366, 368, 375, 411, 412, 426, 434, 432, 437, 441-448; Namen der Raden 's Hofs van Friesland, bl. 3, 4, 5; Occo Scarl. bl. 421; Archief van Visser en Amersfoordt III. bl. 394; Scheltema, Staatk. Nederl. D. II bl. 78; te Water, Verb. der Edel D. III. bl. 97, D. IV. bl. 442 Sminia, Nieuwe Naaml. d Grietmannen, bl. 170-172; Mr. J.W. de Crane, Herinn. van Martena-huis te Franeker in de Vrije Fries, D. I. bl. 93 volgg.; Charterb. v. Friesl. D. I. bl. 754, 771, 782, D. II. bl. 7, 8, 11, 12, 77, 20, 92, 95, 216, 217.