[Maximiliaan Jacob de Man]
MAN (Maximiliaan Jacob de), werd te Nijmegen in 1731 geboren en, na te Leyden gestudeerd te hebben, in 1754 tot med. doctor bevorderd. In 1756 benoemde hem de regering zijner geboorteplaats, waar hij zich had neêrgezet, tot stadsdoctor, en in 1770 hadden de Curatoren der Hoogeschool te Harderwijk, toen er een nieuwen hoogleeraar in de geneeskunde moest benoemd worden, ook het oog op hem. De Staten van het kwartier Nijmegen zonden hem naar Maurik toen aldaar een kwaadaardige ziekte was uitgebroken.
Hij bragt een uitvoerig verslag uit, dat de goedkeuring zoodanig wegdroeg, dat het op kosten van het gemeld kwartier in het licht gegeven en in de dorpen van Over Betuwe werd verspreid. Kort daarop droeg men hem een dergelijke Commissie te Dreumel in het land van Maas en Waal op. In 1775 behaalde hij bij het geneeskundig genootschap Servantes Civium te Amsterdam de gouden medaille op de prijsvraag: waarin bestaat het uitwendig gebruik en misbruik der spaansche vliegen in 't algemeen, en bijzonder, met betrekking tot de vleken rotkoortsen, welke sedert eenige jaren in ons Vaderland zoo sterk gewoed hebben. In 1777 werd hij Lid van 't Provinciaal Utrechtsch Genootschap, in 1779 van de Keizerlijke Academie van Duitsche Natuuronderzoekers, in 1781 Corresponderend lid van het Natuur- en Geneeskundig Genootschap te 's Hage, lid der Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen, te Haarlem waarbij hij eenige verhandelingen inleverde. Ook was hij in 1776, op aanbeveling van Prins Willem V, tot archiator van 't Nijmeegsche kwartier aangesteld. Hij stierf in 1785. Hij was de oom van moeders zijde van den beroemden Generaal, Baron Krayenhoff.
Hij schreef:
Verhandeling van de kwaadaardige rotkoorts of beschrijving der ziekte, welke in het laatst van 1770 en in den volgenden jare 1771 gegrasseerd heeft te Maurik. Nijmegen 1772, 8o. eene verbeterde uitgaaf van het vermelde berigt.