[Malorix]
MALORIX, een Fries, volgens Tacitus, door de Friesen in het jaar 58 na Chr., met Verritus, onder Nero als gezanten naar Rome gezonden. Toen hun in den Schouwburg van Pompejus eene zitplaats onder de ridders was aangewezen, zagen zij eenige vreemdelingen, aan hun gewaad kenbaar, onder de Senatoren zitten. Toen zij op hunne vraag, wie deze waren, tot antwoord ontvangen hadden, dat die eer hun te beurt viel, die in dapperheid en vriendschap tot de Romeinen uitmuntten, zeide zij: dat geen volk in dapperheid en trouw de Germanen overtrof, en namen ook onder de Senatoren plaats. Nero schonk beiden het burgerregt. Volgens de sage heeft Petrus beide tot het Christendom bekeerd en den H. Aegistus met hem naar Friesland gezonden om de Friezen te bekeeren.
Zie Tacitus, Annal. lib. XIII, 54; Cappidus, Hist. Eccl. Fris. Hamionii Frisia, p. 13; van Wijn, op Wagenaar's Vad. Hist. D. I. bl. 50. Cericier, Vad. Gesch. D. I. bl. 30.