[Jetske Reinou van der Malen]
MALEN (Jetske Reinou van der), geb. te Leeuwaarden, door twee dichters van haar tijd, in een bijschrift op hare afbeelding en volgensde Vries te regt de Friesche Sappho genoemd, maar door Witsen Geysbeek met vernuft, maar onbeusche scherpheid bespot. Zij bloeide in de eerste helft der 18o eeuw, en gaf Zede- Mengel- en Lijkdichten. Leeuw. 1728 4o. in het licht. Zij was eene stiefdochter van Joh. Hemsterhuis, hoogleeraar in de geneeskunde te Franeker, wiens nagedachtenis zij in een lijkdicht vereerde, dat in den gemelden bundel (bl. 129) voorkomt.
Zie de Vries, Gesch. der Ned. dichtk. D. II. bl. 108-110; Pan