[Philippus Malapert]
MALAPERT (Philippus), verwant aan den bovengemelden te Bergen in Henegouwen geboren, werd in het collegie der Jezuiten, in 1588 aldaar gesticht, onderwezen. Hij trad in de Premonstratenser orde en werd monnik in de abdij van St. Feuillen te Rhoeulx, tusschen Bergen en Nivilles. Waarschijnlijk studeerde hij te Douai in de godgeleerdheid, verkreeg den rang van licentiaat, werd lector te St. Feuillen, vervolgens Prior en in 1637 abt. Hij herstelde de vervallene abdij en was gedurende zes jaren gedeputeerde der Staten van Henegouwen. Hij stierf in nog niet gevorderden leeftijd den 29 November 1649 te Bergen en werd in het koor van zijne kerk begraven. Zijn grafschrift vermeldt Paquot.
Hij schreef:
Oratio in laudem D. Thomae, Doctoris Angelici, te Bergen in 1636 of 1637 uitgesproken.
Elenchus Abbatum S Foilluni, digestus à Ph. Malapert.
Collectanea diversa de origine, progressu et aliis rebus ad ecclesiam S. Toillani pertinentibus, welke hij aan Philips Brasseur, mededeelde om te gebruiken bij het bewerken zijner geschiedenis der abdijen van Henegouwen.
Zie Val. Andreas, Bibl. Belg.; Foppens, Bibl. Belg. T. II. p. 50; Brasseur, Illustria Hann. Sydera p. 51, 52; Dez. Coenobia Hannon p. 209, 211; Dez., Par. S.S. Praesulum, S. Foillanus etc. in Epist. nuncup, p. 95, 96, 97; Gallea Christ. T. III. p. 198, 199; Hugo Annal. Praemonstr T. I. p. 678, 679; Paquot, Mém. pour servir à l'Hist. Littér. des Pays-Bas, T. II. p. 667.