Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 12. Eerste stuk
(1869)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 59]
| |
Posthumius op de Bijbelsche invallen van den conceptrycken Huysman C.M. vóór zijne stichtelycke gezangen. Ook was hij ouderling der Hervormde gemeente. Hij werd te Wervershoef geboren, vertrok van daar, 1 Februarij 1656, naar Hoog-karspel, en van daar wederom naar Wervershoef, waar hij in 1671 nog leefde. Zijne vrouw heette Geert Pietersdochter en schonk hem kinderen. Als dichter muntte hij verre boven zijne tijdgenooten, en de beide volgende dichtbundeltjes door vorm en inhoud verre boven de overige van zijnen tijd uit. Stichtelijke Gezangen, behelsende Bijbelsche Invallen, Geestlycke Bedenckingen, Eerlycke vermaeckingen, op bekende wijsen gerijmt door C.M. Hoorn 1661, lang 24o. Dit boekje is, blijkens het gedicht van Hendrik Bruno, dat er voor staat, te Hoogkarspel vervaardigd. Daarentegen te Wervershoef: Het singende Nachtegaaltje, quelende soetelyck, tot stichtelyck vermaeck voor de Christelycke jeught, door Cornelis Maertsz, tot Wervershoef. Amsterdam 1671, langer 23o. Vooraf gaat een gedicht van Hubertus van der Meer, predikant te Wervershoef, wiens huwelijk met Geertruyd Maria Bailly hij bezong. J.A. Alberdingk Thym heeft in zijne Nederlantsche Gedichten 1600-1655, bl. 430 een gedicht van Maerts, getiteld: De Noorde-wint en Suyer-son, medegedeeld. Dr. van Vloten heeft te Amsterdam in 1851 eene nieuwe uitgaaf dezer gedichten bezorgd.
Zie v.d. Aa, N. Biogr. Anth. Crit. Woordenb, D. II. bl. 397; Dr. van Vloten, Ter inleiding en aankondiging van een herdruk der gedichten van C.M., bij Fred. Muller, 1851; Cat. der Maats. v. Ned. Letterk. D. I. bl. 241; Bijv. 1848-1853, bl. 31. |
|