[Walig Maartensz.]
MAARTENSZ. (Walig), krankbezoeker, voorzanger en voorlezer te Leiden, werd in 1618 in de klasse van Gouda door die van het gevoelen der Remonstranten waren voor de Evangeliebediening geëxamineerd, waarop hij te Noordwijk predikte en doopte. Hierop werd hij door de klasse van Leiden van zijnen dienst gesuspendeerd en door de Leidsche Synode 1619 afgezet, met ontzegging van het H. Avondmaal, en verzoek aan de Leidsche regering hem het krankbezoekersambt te ontnemen. In Sept. 1620 werd hij, toen 61 jaren oud, te Hazerswoude, door den dorpsbode, die hem voor een predikant aanzag, met een hamer zwaar aan het hoofd en de hand gekwetst. Hij gaf daarbij bewijs van edele wrakeloosheid. In 1632 werd hij bij provisie predikant bij de Remonstrantsche gemeente van Zwammerdam en Aarlanderveen, en in 1635 te Soetermeer. Hij stierf den 25 Junij 1641, en werd in de Groote kerk aldaar begraven. Men leest op zijn grafzerk:
‘Hier rust de schrale romp
Van hem, die als een licht,
Een ieder heeft gesticht.
Zie Kist en Royaards, Archief voor Kerkel. geschied. inzonderheid in Nederland. D. VII. bl. 93. Tideman, Rem. Broederschap bl. 118-176.