ste gelijkenis zijn; verbazend is het aantal der door hem geschilderde. Men vindt ze o.a. in het Haagsche en Amsterdamsche Museum. In het laatste vindt men ook zijn fraaije stuk, voorstellende een jong meisje, uit een vengster liggende en rustende met de hand op een kussen. Op de verkooping van Meynts was een kabinetstukje, voorstellende een vrouwtje achter een toonbank zittende en bezig aan kantwerk, voor f 765 verkocht. Op de verkooping van Brentano, golden twee diergelijke stukjes f 799 en f 700, op die van van der Pot, een straat, f 600, van Bleuland, een jong meisje, f 800, en van Goll, eene oude vrouw bij een spinnewiel f 1040, thans in het Museum van der Hoop te Amsterdam. Immerzeel laat het onbeslist of het etswerk op den Catalogus van Grave von Fries, aan hem of aan Dirk Maas moet worden toegeschreven.
Behalve zijn portret in prent, zijn er nog twee door hem zelven geschilderde afbeeldsels van hem, die door Kramm worden beschreven. Hij overleed in 1693 te Amsterdam, waar hij zich in 1678 had gevestigd.
Zie Weijerman, Lev. der Schild. D. II. bl. 294-298; Houbraken, Lev. der Schild. D. II. bl. 273-276; van Gool, Lev. d. Schild. D. I. bl. 90; Balkema, Biogr. des peintres Flamands et Hollandais, Gend 1844, p. 195; Descamps, Vie des peintres Flamands et Holland., T. II. p. 182; Immerzeel, Lev. der Holl. en Vl. Schild. D. II. bl. 191; Kramm, Lev. d. Holl. en Vl. Schild., D. IV. bl. 1052; Cat. van Mr. Johan van der Marck, van Leyden, No. 423, 424; Schotel, Geschied. Letter- en Oudh. Avondst., bl. 77. Nouv. Biogr. générale par Dr. Hoefen.