[Abelius Lyphart]
LYPHART (Abelius), kapitein in een der bataillons van Oranje te Zwolle, legde omstreeks 1753 zijn dienst neder. In dit jaar leverde zijne gemalin eene attestatie ten laste van Ds. Anthonius van der Os bij den kerkeraad te Zwolle in. Hij, zulks vernomen hebbende, verzocht de leden van den kerkeraad te Zwolle, die gecommitteerd waren om de getuigenissen tegen van Os in te nemen, het getuigenis zijner gemalin niet te accepteren voor hij daarover door den vollen kerkeraad was gehoord. Dit protest werd in de vergadering, waarvoor Mevrouw Lyphart gedagvaard was, gebragt en haar voorgelezen. Zij betuigde echter liever haar eigen attestatie dan haars mans protest aan te hangen. De kerkeraad hare getuigenis van meer belang dan het protest van haar man achtende, sloeg geen acht op het laatste, en nam, zonder hem te hooren, het getuigenis aan. Hierop leverde Lyphart een rekwest bij de classis in.
De vergadering dit rekwest in overweging genomen hebbende, vond goed het volgende apostil er op te verleenen: ‘De E. Classis houd dit voor genotificieerd.’
Zijn gezegde dat hij het meerendeel van den Zwolschen kerkeraad voor onregtvaardige regters hield, wijl zij zijn protest verworpen hadden, gaf aanleiding dat het meerder gedeelte van den kerkeraad hem onverhoord het H. Avondmaal ontzegde.
Hierop gaf Lyphart een brochure in het licht, getiteld: Aenmerkingen over de manier van procederen bij den Eerw. kerkeraad van Zwolle sedert eenigen tijd gebruikt.
Nu werd hij voor het consistorie gedagvaard, waar hem afgevraagd werd ‘of hij zijn boekje en nog twee auderen, waarin hij den kerkeraad geinjureerd had, wilde decanteren; zoo niet zou de kerkeraad een anderen weg met hem inslaan.’ Hierop las hij een protest tegen den kerkeraad voor, waarop hij gecensureerd werd. Lyphart vond niet goed ‘zich aan zulk een onregtvaardig en ongefundeerd vonnis te submitteren,’ appelleerde aan de classis van Zwolle en gaf Nadere Aen-