[Caspar Luiken]
LUIKEN (Caspar), zoon van den vorige, beoefende gelijk zijn vader de etskunst. Gezamentlijk gaf hij met hem in het licht: Het Menschelijk bedrijf, Amst. 1694. 4o. Overigens zijn zijne plaatjes in de werken van zijn vader. Zij zijn meest allen met C.L. geteekend, en zoo er die letters niet onderstaan, kan men echter ligtelijk zijn werk van dat van zijn vader onderscheiden, daar het veel minder is. Hij werd in 1672 geboren en stierf in 1708. Men vindt in de Geestelijke Brieven van J. Luiken (Amst. 1714, 1729, kl. 8o) zielroerende brieven aan dien zoon en hij betreurde zijn verlies in een treffend gedicht. Deze Caspar was gehuwd, en liet bij zijne vrouw één zoon, Johannes, na. Beide, moeder en zoon, waren aan het sterfbed van vader en grootvader. Van dezen kleinzoon stamde waarschijnlijk af J.G. Luiken, in 1795, advocaat-fiscaal van H. Gr. Mog. bij het collegie van Gecommitteerde Raden, en als Latijnsch dichter bekend.
Zie Levensverh. voor de Schrift. Ges. van het O. en N. Verb. Immerzeel, Lev. en Werk. der Holl. en Vl. Kunst-Schild. D. II. bl. 189; Kramm, Lev. en Werk. der Holl. en Vl. Kunst-Schild, D. III. bl. 1018; Wagenaar, Amst D. XI. bl. 426. Verv. op Wagenaar, D. XXIII; Nav. D. V. bl. 127, 137.