| |
[Jan Luikfn]
LUIKFN (Jan), Luyken of Luycken, zoon van den vorige, werd den 16den April, sommigen willen, naar ik meen ten onregte, den 6den of 7den April 1649 te Amsterdam geboren en van zijne jeugd af voor de schilderkunst opgeleid. Hij leerde de schilderkunst onder de leiding van Maarten Zaagmolen. Zijne schilderijen ziet men echter zelden, want deze kunst verliet hij reeds vroeg en begaf zich aan het etsen voor boekhandelaars. Kramm schrijft dat de eenige bekende schilderij van hem is het Portret van zijne Moeder, ten voeten uit, in een gemenbeld vertrek zittende te borduren, met verder bijwerk, op de verkooping van D. van Dijl, Amst. 1813, voor f 59 gekocht, en thans in het kabinet van jhr. J.P. Six van Hillegom. Als etser is hij eenig, zoo wel in het zamenstellen van geschiedkundige als van andere onderwerpen. Te dien aanzien is de getuigenis van alle kenners eenstemmig. ‘In de teeken- en etskunst bereikte hij,’ schrijft Immerzeel, ‘eene hoogte en vermaardheid, die alleen het deel wordt van geniën, welke, even als hij, eenen eigen oorspronkelijken weg bewandelen. Ontelbaar, letterlijk outelbaar mag men het getal platen heeten, dat hij naar zijne eigene
| |
| |
teekeningen geëtst heeft. Want welke eene aanmerkelijke menigte men van dezelve verzameld hebbe, telkens komt ons weder een boekje in handen, dat ons nog onbekend was, en waarin men één of meerdere prentjes van Luiken aantreft.’ De kunstliefhebber E.W.J. Bagelaar, in 1837 overleden, had meer dan 4000 stuks prenten van hem en zijn zoon opgespoord en bevonden dat er nog vele aan ontbraken.
De Heer J.Ph. van der Kellen te Utrecht, heeft dit getal met 500 vermeerderd. Een derde verzameling berust bij den heer Geijsweit van der Netten, provinciaal-kommandant van Overijssel te Zwolle.
Hoe bedrijvig en vlug Luiken ook was, wane men echter niet dat dit doorgaans aan zijn kunstwerk zigtbaar was, schoon het niet te ontkennen is, dat men onder de groote menigte wel eens enkele prentjes van hem vindt, die blijkbaar door te haastige bewerking veronachtzaamd zijn; maar die weinige uitgezonderd, duidt de vrijheid van zijn ordonnanties het geoefend oog genoegzaam aan, dat hij alle onderwerpen met al die oplettendheid en zorg bearbeid heeft, als zijne vlugge en geestige manier van etsen toeliet. Tot zijne meesterstukken behooren zijne groote Bijbelprenten, en inzonderheid de Plagen van Egypte, die rijk van ordonnantie, heerlijk van effect, overschoon van teekening en vol vuur en uitdrukking zijn. Dit stuk alleen ware genoegzaam om Luiken onder de grootste meesters in het teekenen en etsen te rangschikken en onsterfelijk te maken.
Op de verkooping van J. de Vos, Amst. 1833, werden de originele teekeningen van zijn werk Het menschelijk bedrijf, 100 stuks, en die van de Bijkorf des gemoeds, 104 stuks, voor f 450 verkocht. 4 stuks Plagen van Egypte, luchtig met de pen, golden f 101; de Steeniging van Stephanus met dito f 68. Bij de douairière barones van Pallandt te Rotterdam, berusten de teekeningen voor de Groote Bijbelplaten. In 1671 gaf hij zijn veel besproken boekje, getiteld: De Duitsche Lier, met erotische stukjes in den trant van Hooft en Joncktys, met plaatjes in het licht. Deze stukjes zijn los, bevallig, geestig van vinding en juist van teekening. Jaren later, toen hij door het lezen der mystieke schriften van Jacob Bochme en Antoinctte Bourignon, tot meer ernstige denkwijze kwam, schaamde hij zich over dit boeksken, en trachtte alle exemplaren op te koopen en te vernietigen, doch zijn uitgever bedroog hem door het na te drukken, weshalve hij zijn vromen wensch moest opgeven. Zijne latere poëzy bestaat uit stichtelijke gedichten, die hij met uitmuntende fraaije platen versierde. Deze gedichten dragen onmiskenbare sporen van de vroomheid van zijn hart, on ofschoon niet alle van helder verstand en gezond oordeel getuigenis geven, ja enkele slechts mystieke rijmelarij verdienen
| |
| |
genoemd te worden, zoo is het echter niet te ontkennen, dat zij doorgaans den waren dichter verraden, en iets liefelijks, bevalligs, zoetvloeijends, eenvoudigs en naiefs ademen, dat men schaars in de gedichten van zijn tijdgenooten aantreft. Zijne biografisten hebben, uit de hier na te melden bundels, er menige proeve van gegeven. Er bestaat, voor zoover wij weten, nog geen naauwkeurige biographie van dezen man. Wij weten alleen dat hij zich omtrent 1699, volgens Loosjes, op de Bakkersloot, buiten Haarlem met ter woon nederzette en gedurende zijn verblijf aldaar, in bijzondere vriendschap met de familie Bellinckhuys verkeerde. In het Kort Verhaal van het Godvruchtig leven en zalig afsterven van Joannes Luiken vóór de Schriftuurlijke Geschiedenissen, enz. wordt zijn vroom karakter geschetst en een uitvoerig berigt van zijne laatste levensuren gegeven.
Hij overleed te Amsterdam den 5den April 1712, des avonds tusschen 6 en 7 uren, en werd den 11den April in de Nieuwe Zijds-Kapel begraven. Hij huwde, 19 jaren oud, met Maria de Oude, eene dochter zeer vermaard door haren uitmuntenden zang, die hem vijf kinderen schonk, allen vroeg overleden, uitgenomen zijn zoon Casper, die volgt. Zijn afbeeldsel is na zijn dood door Arnold Boonen geteekend, door P. Sluijter gegraveerd en met verzen van Adr. Spinneker en A. Houbraken in het voorgemeld Levensverhaal uitgegeven.
Hij gaf in het licht:
Duytsce Lier, Amst. 1671, 12o. met pl., opgedragen aan Ant. van der Goes. Ibid, 1708, 1729, 1730. D. Lier, draayende veel van de nieuwste, deftige en dartelende toonen. Bevat in tien verdeelingen en verciert met koperen platen. Tweeden Druk. Vermeerdert met het Leeven van den autheur, 's Gravenh. 1783, 12o.
Jezus en de Ziel, een geestelijke Spiegel voor 't gemoed, bestaande in Veertig aangename en stigtelijke Zinnebeelden, vervat in drie deeltjes, met pl., Amst. P. Arentsz, 1678, 1687. Derde druk met een breder aanhangsel, fig. zevende druk, met een Brief handelende over Gods Eigenschappen, 1704, 8o. Rott. bij Phil. Lozel, 1754, 8o. Ibid, P. Arendtsz en K. van der Sys, 1714, 8ste druk, 1729, 8o. Zijn laatste werk werd onder denzelfden titel, met vergroote en veranderde prenten in dat jaar (1714) uitgegeven.
Spiegel van het menschelijk bedrijf, te Amsterdam gedaan door Johannes en Casparus Luiken, in 4o. met de verzen onder de prenten geëtst Eerste druk. Tweede druk met denzelfden titelplaat, doch veranderd in Spiegel van 't menselijk bedrijf en uitgegeven door Nicolaas Visscher, 4 bladen aan beide zijden met een afbeelding bedrukt, dus half zoo veel bladen als in den eersten druk; Amst. 1719, K. van
| |
| |
der Sys, 1730 in 8o. met tekst, als ook onder de prenten verzen, mede in letterdruk. Deze prenten vindt men in het Duitsche werk van pater Abraham van St. Clara, Iets voor u allen, enz., in de Hollandsche uitgave vindt men de kopijen.
Voncken der Liefde Jesu van het God legeerende zielenvuur, zijnde Bloempjes der zalige hoop, tot verheuggelykheid der wandelaars, langs den weg, na Vreden-Rijk. Eene behelzing van Vijftig Zinne-beelden, met hunne daar op speelende, verzen en heilige spreuken, Amst. bij P. Arendtsz, 1687, 8o., bij Clenz en C. van der Sys, 1705, 8o., bij K. van der Sys. 1741, bij Gerrit de Groot en Zn. 1763, Rott. bij A. Bothall, 1780, 8o. met pl.
Beschouwing der Wereld, enz. met 100 platen, Amst. bij de Wed. P. Arentsz en K. van der Sys, 1708, 1725, 1738; 8o.
De onwaardige Wereld, met 50 platen, Amst. bij de Wed. P. Arentz en K. van der Sys, 1710, 8o., bij K. van der Sys, 1728, 1749, 1778, met pl.
Het leerzaam huisraad, vertoond in Vijftig konstige figuren, met godlijke Spreuken en stigtelijke Verzen, Amst. bij de Wed. P. Arentsz en K. van der Sys, 1711, bij K. van der Sys, 1731, bij J. ter Beek en K. de Veer, 1756, 8o. bij de Erven van F. Houttuin, 1771. 8o.
De Bijkorf des Gemoeds, enz. Amst. bij P. Arentsz en K. van der Sys, 1711, 8o., 1735, 1778, 8o. met pl.
Des menschen begin, midden en einde, met 51 platen, Amst. bij dez. 1712; 8o., 1768, 8o.
Lof en Oordeel van de Werken der Barmhertigheydt, enz. Amst. bij N. Visscher, 4o. z.j., doch zeker vóór 1704, wijl hetzelfde werk bij den 2den druk der Zedelyke Gedichten, Ibid, bij de Wed. P. Arentsz en P. van der Sys, 1704, 8o. is gevoegd. Daarvan bestaan kopyen, allen anders om, behalve den titel, die luidt: De Groote Vierschaar van Jezus Christus, en deze ook in het Fransch. Willem de Broen excudit, en zoo men meent ook door dezen gecopieerd; de bijbelspreuken zijn op koperen platen gesneden, zonder tekst. Dezelfde onderwerpen en titel, zijnde vergroote kopyen, in fol. door de Broen te Amsterdam, bij G. de Broen. Er bestaan ook Fransche kopyen in sol. De platen van Lof enz. zijn ook herhaald in Adr. Spinueker, De Werken en Vergelding der barmhertigh. en onvarmherligh., Amst. 1711, 8o.
Zedel. en Stichtel. Gezangen, Amst. 1709, 1734, 8o., 1767, met platen.
Beginselen van Gods Koningrijk in den Mensch, door P. en J. Huygen maar verbeterd en met kunstplaten van J.L., Haarl. 1690, 2de dr., Amst. 1783, 1740, 8o.
| |
| |
Uiterste wille van eene Moeder, overvloeijend herte of nagelaten verzen, Haarl. 1767, met pl. 8o.
De Schriftuurlijke geschiedenissen en gelijkenissen van het O. en N. Verbond, 2 d. Amst. 1712, fol.
Schriftuurlijke Geschiedenissen en Gelijkenissen van het N. Verbond, vertoonende 118 konstige figuren met Bijbelsche Verklaaringen en stichtelijke Verzen door J.L. Amst. bij de Wed. Pieter Arentsz en K van der Sys, 1712.
Geestelijke Brieven aan verscheiden goede vrienden, Amst. 1714, 1729, 8o.
Verzamel. van eenige Geestelijke Brieven, Hoorn, 1741, 8o.
Goddelijke Liefdevlammen van een Boetvaardige, Geheiligde, Liefhebbende en aan haar Selfs stervende Ziele. In drie deelen verdeelt. Afgebeelt door Vijftig nette koopere figuuren. Neffens haar Verzen, Aanmerkingen, Gezangen en Zielzuchten. Ten meerendeel door P.J.L.B.C. Amst. bij Joh. Boekholt, 1691, 8o.
Men wil dat dit boekske geschreven is door C.P. B(iens) en J(an) L(uiken). Het titelblad is kennelijk van den laatsten en bl. 212 volgg. komt een vers van hem voor, in 1684 vervaardigd en getiteld: Jesus, de Fonteyn der Saligheyt, de hoogste en diepste liefde des Vaders, enz. De plaatjes zijn dezelfde, die men in de Pia disideria van den Jezuit Herm. Hago; Antv. 1629, 12o. aantreft. Onder de werkjes van J. Luiken wordt ook vermeld Goddelijke Liefdevlam, Amst. 1738, met pl. 8o.
M.A. Amshoff gaf in 1836 eene Bloemlezing uit de Zedelijke en Stichtel. Gedichten van J. Luiken in het licht.
Eene andere Bloemlezing bezorgde Dr. J.J.L. ten Kate, pred. te Middelburg, geïllustreerd met staalplaten.
Behalve deze werken op zijn naam uitgegeven, heeft hij nog voor een groote menigte werken van zijne tijdgenooten platen geleverd, soms alle soms een enkele of slechts de titelplaat, soms met zijn vader of broeder, meest alleen. Vele dezer platen zijn echter voor verschillende werken gebruikt en in Duitschland nagedrukt. Zoo zijn er in den cersten druk van zijn Groote Bijbel, Amst. bij Pieter Mortier, compleet in 60 platen, plano formaat, z.j. prenten, die reeds in het werk van Flavius Josephus, door W. Sewel, in 1704 uitgegeven, voorkomen. De in dezen en latere drukken (Amst. 1729, 1747) voorkomende prenten, zijn ook opgenomen in Het O. en N. Testament naar de laatste roomsche keure der gemeene latijnsche overzettinge, Utrecht, 1732, 2 d. in fol. Zoo zijn de 4o. Bijbelvrenten, twee op één blad in fol. gedrukt, met tekst, bij Pieter Mortier, te Amsterdam in 1700 in fol. verschenen, mede onder den titel van Luiken's Schriftuurl. Gesch. en Gelijken. enz, Amst. bij Arentsz en van der Sys, 1712, 2 d. 4o. uitgegeven. Zoo vindt men de prenten, die versche- | |
| |
nen in Tafereelen der eerste Christenen, bestaande in 92 konstprenten van J.L. berijmd door P. Langendijk en C. Bruin, Amst. bij de Wed. B. Visscher, 1722, 4o. reeds in Waare afbeeld. der eerste Christenen, door G. Arnold, uit het Hoogd. vertaald door W. Sewel, Amst. 1700, 1701, 2 d. fol.
Hij moet reeds in zeer jeugdigen leeftijd geëtst hebben, en schoon er vele werken worden opgegeven, waarvan de platen niet van zijn hand zijn of kunnen zijn, zoo blijkt het echter dat hij reeds op 6 of 7jarigen leeftijd de graveerstift hanteerde. Uit de lijsten der werken, waarin zijn platen voorkomen, worden er reeds vermeld, van 1679, 1680, ja zelfs van vroeger tijd. Wij hebben die werken niet onder het oog gehad.
Men begroot het getal van de werken, waarin prenten van Luiken voorkomen, op 250-260, er zullen er echter nog veel meer zijn, en telkens ontdekt men vergetene boekjes waarin zijn werk voorkomt. Hoewel er een merkelijke vooruitgang in zijn arbeid is, kan men echter reeds het karakteristieke er van in de vroegste voortbrengselen van zijn kunst opmerken.
Tot zijne voornaamste werken, waarin zijn prentkunst voorkomt, behooren, behalve de genoemde:
Het Groot Waereldlooneel, (Amst. 1701) en Vervolg op Flavius Josephus van Basnage (Amst. 1762, 2 dn.), het Bloedigh toneel of Martelaars-spiegel der Doopsgez. Christ. van van Braght (Amst. 1685); de Reizen van C. de Bruin, A. van Berkel, A. Boogaart, W. Dampier, Tavernier, Spon, Reining, Thevenot en vele Landbeschryvingen, zoo als in Dans, Beschryving van Barbaryen, Caertboeken, Reysboeken; de Mosaïsche Historie der Hebreeuwsche kerke (4 d. Utr. 1700) en de Voorbereidselen tot de Bijbelsche Wijsheid, enz. (Utr. 1690, 2 dln.) van W. Goeree; de Historie des O. en N. Testaments, verrykt met meer dan 400 afbeeldingen, 1700, 3 d. fol.; J. Taylor, Hist. van 't leven en de dood van J.C. 1700, fol.; het Leven van J.C. 1732, fol. van L. ten Kate, de historische werken van Hooft, de Groot, le Clere, van de Bos, Boxhorn, Leti, Montanus, Pers, Bor, S. de Vries; de werken van Buxtorf, W. Cave, Goodwin, Arents, Bunyan, Broekhuysen; de levens van Maria Stuart, Jacobus II, Willem III; de Hist. der Kruisvaarders
(1683, 4o.) en van de ketterij der beeldstormers (1686, 4o.) van Maimburg; De beginselen van Gods koningrijk in den mensch (1740 8o.) en de Stichtelijke Rijmen van Huygen; de Lusthof des Gemoeds en de Vermeerderde Lusthof des Gemoeds van J.B. Scabaelje (1706, 8o.) en andere rijmwerkjes.
| |
| |
Zie Kort Verhael van het Godvr. Leven en Zalig afsterven van J.L. vóór Des Menschen begin, enz. Amst. 1772; Leven van J.L. vóór Duitsche Lier, 's Hage, 1784, en vóór het 2e d. zijner Schrift. Ges; Biogr. Univ. i.v. Saxe, Onom. T. V. p. 397; Leven van Voorn. Mannen en Vrouwen, D. III. bl. 269; Kok, Vad. Woord. D. XXII. bl. 187; Nieuwenhuis, Woord. van Kunst, en Wetens. o.h.w. Kobus en de Rivecourt; A. Houbraken, Schouwb. der Schild. D. III. bl. 253; J.C. Weyerman, Levensb. v. Ned. Kunst-Schild. D. III. bl. 109; Immerzeel, Lev. en Werk. der Holl. en Vl. Kunst-Schild. o.h.w. Kramm, Lev. en Werk. der Holl. en Vl. Kunst-Schild. o.h.w. Dict. der Grav. par Basan, p. 346, J. Wagenaar, Amst. St. 3, bl. 263; Siegenbeek, Ges. der Ned Lett. bl 166; J. de Vries, Ges. der Ned. Dichtk. D. I. bl. 293; N G. van Kampen, Ges der Ned. Lett. en Wetens. D I. bl. 367; Witson Geysbeek, B.A.C. Woord. D. III. bl. 249 volgg. P. Mabé Jr. J. L als Mensch en als Dichter in Mnem. 3o R.D. I. bl. 199; Vergel. tuss. Cats en Luiken door Busken Huët in Gids Oct. 1863, Snellaert, Schets eener Ges.
der Ned. Eett. bl. 162; Collot d'Escury, Holl. Roem in Kunst. en Wet. Immerzeel, Jan Luiken, Lierzang; Geest der Ned. Dicht. 1738; Visscher, Bloeml. D. I. bl. 268; A. Fokke Simonsz, Vad. Hist. Amst. 1809. D. I. bl. 244; Loosjes, Robbert Hellemans, D. IV. bl 157; Wagenaar, Amst. D. XI. bl. 426; Abcoude, Naamr. van Ned. Boek. bl. 230, 231; Aant. en Veru. bl. 133, Tweede Aanh. bl 88, Derde Aanh bl. 98, Vierde Aanh. bl. 64; Arrenberg, Naamr. bl 326; Cat. der Maats. van Ned. Lett. D. I. bl. 246; Bibl. Rover. P. II. p. 230; Cat. v.d. Aa, bl. 101; Cat. van Voorst, D. IV. bl. 78; Cat. J. Schouten, bl. 105; Cat. van Hulthem, No 1718, 24001, 24005, 24026, 24130, 24426, 24427, 30516; Nav. D. IV. bl. 196, D. V. bl. 72, 75, D. II. bl 28, D. III. bl. 165, D. V. bl. 127, 337. |
|