[Pieter Luchtmans]
LUCHTMANS (Pieter), zoon van Samuel Luchtmans en van Cornelia Musschenbroek, werd den 1 April 1733 te Leyden geboren, bezocht aldaar de Latijnsche school en werd tot de Academie bevorderd op eene Latijnsche redevoering in dichtmaat, getiteld: Impetus ad studium de rerum natura excolendum. Gedurende zijn verblijf aan de Hoogeschool gaf hij nog blijken zijner liefde voor de Latijnsche poëzij door het plaatsen van gedichten in die taal voor de dissertaties zijner vrienden. Hij was echter minder gelukkig in de fraaije kunsten dan in de wetenschappen. Den 3 November 1758 werd hij gepromoveerd tot Med. Doctor, na het verdedigen eener Dissertatio de Saporibus et gustu. Reeds hetvolgende jaar werd hij tot Hoogleeraar in de geneeskunde, anatomie en chirurgie te Utrecht beroepen en hield 17 Maart 1760 zijne inwijdingsredevoering de praecipuis quae seculo XVIII anatomiae accesserunt incrementis. Den 29 Dec. 1777 werd hij Professor artis obstetriciae, welk ambt hij 26 Maart 1778 aanvaardde met eene redevoering de mechanismo corporis humani locupletissimo sapientiae divinae testimonio, over welk onderwerp hij ook den 24 Maart 1763 eene oratie had gehouden. Zijne anatomische lessen werden zeer geroemd. De beroemde Martinus Stuart behoorde o.a. tot zijne bestendige hoorders. Hij was sedert 1774 lid der keizerlijke Akademie der natuurkunde te Neurenberg, Lid, Secretaris en Directeur van het Utrechts Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, lid van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, van het Genootschap ter bevordering van de Heelkunde te Amsterdam, van het Bataafsch Genootschap te Rotterdam, van de Hollandsche Maatschappij te Haarlem, van het Geneeskundig Genootschap te Antwerpen, en van de Haagsche Natuur- en Geneeskundige correspondentie-societeit. In 't begin van 1771 door
eene zware ziekte aangetast, bleef zijne gezondheid zwak totdat hij den 2 Febr. 1800 overleed. Bij deze gelegenheid verscheen een gedicht Ter Gedachtenis van den Weledel Hooggel. Heere P.L. door W.J. la Clé, Med. Stud. waar achter een vers met de spreuk: sic invitis Musis cecinit amicitia. Hij huwde Cornelia Hendrina Meyer bij wien hij verscheidene kinderen verwekte. Van hem is een geschilderd portret op de Utrechtsche Senaatkamer. Behalve de gemelde geschriften heeft men nog van hem:
Oratio de praeclaris scientiae anatomicae ad excolendas reliquas scientias meritis, 1779.
Historia maxillae inferioris scorbutori valde alineatae in Vol. VII. Acad. Cur. nat.
Beschrijving van een fungus aan de hiel in Werk. v.h. Zeeuwsch Gen. D. XIV, bl. 213.