neef van koning Jan, bij te staan, zoo lang deze den koning getrouw was; doch Lodewijk schond de overeenkomst en koos de zijde van keizer Frederik II, terwijl Graaf Willem zich met Engeland verbond. Later liet Lodewijk den koning van Engeland weten dat hij gezind was de zijde van Otto IV te kiezen, indien deze hem herstellen wilde in 't bezit van 't graafschap Holland en van zijne andere goederen, die hem van graaf Willem onthouden werden. De koning, op graaf Willem, die het verbond met Engeland had gebroken, vertoornd, vaardigde hierop een brief aan zijn neef Otto af. Doch deze onderhandeling had geen gevolg, wijl Lodewijk twee jaren later, den 18 van Hooimaand 1218, in de kracht zijns levens en door vergif, hem en zijn broeder Hendrik, door een onbekende hand toegediend, stierf. De roem zijner dapperheid was zóó groot dat, in den slag bij Steppes in 1213 tusschen hertog Henrik V van Brabant en Hugo bisschop van Luik, de hertog vijf vertrouwde mannen gebood den graaf bij den eersten aanval onverwacht van 't paard te werpen en om te brengen, opentlijk zeggende, dat na Lodewijks dood, de overigen niet bestand zouden zijn. De gezegde manschappen voldeden terstond aan 't eerste gedeelte van hunnen last en herhaalden dit tot driemaal toe; doch Lodewijk, telkens weder te paard geholpen, en nooit met den val, den moed latende zakken, wederstond, schoon zijne benden vloden, met eenige Luikenaars, al het gewigt van het gevecht en behaalde de zege.
Zie, behalve de Devisie-Chronijk, Goudhoeven, Scriverius, Vossius, Wagenaar en van Wijn op Wagenaar, Cerisier, Bilderdijk, Arend en andere vroegere en latere geschiedschr. de woordenboeken van Hoogstraten, Luiscius, Kok, Nieuwenhuis, Kobus en de Rivecourt, het artikel Ada in dit Woordenb. Voorts Wilh. monachi et Procnr. Egmond. Chron. in Matthaei, Anal. vet. et med. aevi, T. II. p. 486, 489, 491; Godefr. Mon. ad annum, 1203, 1204; Melis Stoko, Rymchr. (uitg. van Alkem. en Huydec.) op Dirk VII en Ada; A. Kluit, Hist. Crit. Comit. Holl. et Zeel. T. I. p. 173 seqq. Mantelii, Hist. Loss. p. 152, 302 seqq. Rijmer, Act. Pab. Angl. T. I. P. I. p. 46, 71, 130; Matthaei, Anal. T. III. p. 125, T. V. p. 536; Chron. van Holl van den klerk uit de laage Landen by der Zee, bl. 96 volgg. Korte Chron. van Holl. bl. 215; Het oude Goudsche Chron. bl. 53; Veldenaar, Chron. van Holl. bl. 26 volgg. Chron. Joh. de Beka, p. 54; Anonym. de reb. Ultraj. p. II; Meijeri, Chron. Flandr. ad annum 1205, Buchelius ad Hedam, p. 190; Butkens, Troph. de Brab. p. 57; Miraei, Oper. Diplom. T. II. C. XL. p. 633,
Cap. LIX. p. 845; Reinerus Monachus, ap Martene et Durand Coll. ampliss. T. V. fol. 32 C. en D. ad A. 1207. Aeg. Aur. Vall. ap Chapeauville Gest. pontif. Tungr. T. II. p. 222-224; van Hemert, Chron. der Holl. Graven, bl. 133 volgg.