had hij de Topica van Cicero verklaard, waarvoor hij in het genoemde jaar eene vereering ontving. Na den dood van Cornelis de Groot en Gerard Tuningius, benoemden hem curatoren tot buitengewoon hoogleeraar in de regten. Kort daarna werd hij doctor in de regten. Hij overleed op den 8sten van Oogstmaand 1645, na reeds eenige jaren vroeger, wegens ongesteldheid, van zijn post een eervol ontslag bekomen te hebben. Hij is in de Alma Acad. Leid. afgebeeld.
Men heeft van hem:
Binae Disputationes Institutionum Imperialium: priores delineatione methodicâ, cum Quaestionibus bene multis earumque notabilioribus causis dubitandi, iisque indecisis, propediem (juvante Deo) decidendis, ac plenius tractandis, numero XXVI: posteriores, firmâ magis solutâ et liberâ, numero XXIV, omstreeks 1612 gedrukt.
Zie Orlers, Alma Acad. Leid. 1614. p. 505-508; Meursii, Ath. Bat. p. 349; Paquot, Mém. T. III. p. 415; Siegenbeek, Gesch. der Leidsche Hoog. D. II. bl. 95, 267.