[Willem van Liere]
LIERE (Willem van), zoon van Willem van Liere, heer van beide Katwijken, Sand, Oosterwijk (aan wien Pars zijne Katwijksche Oudheden opdroeg), en Geertruid Anna, baronnesse van Wassenaar van Duivenvoorde, was reeds zeer bekwaam in zijne jeugd, en werd, na onderscheidene bedieningen, o.a. die van drossaard van Heusden, beiden te hebben waargenomen, in 1728 pensionaris te Schoonhoven.
Hij had ter staatsvergadering veel invloeds, en verzette zich vooral tegen de toelating van den baron van Hompesch in de ridderschap, waardoor verschil ontstond over de echtheid der stukken, omtrent de admissie van François van Aarssen en Daniël Hertaing in de ridderschap in 1619. Hij was hoogheemraad van Rijnland, en werd in 1730 door den Souvereinen Raad van Brabant aangesteld, als zijnde de eenige