[Rudolphus Leusden]
LEUSDEN (Rudolphus), zoon van Joannes Leusden en van Elizabeth van der Nijpoort, beoefende, gelijk zijn vader, de Oostersche talen, en gaf reeds als jongeling een Nieuw Testament in het licht. Vervolgens legde hij zich op de geneeskunst toe, en tot meester in de vrije kunsten en doctor in de geneeskunde bevorderd, werd hij tot hoogleeraar in de genees- en heelkunde aan de Utrechtsche school benoemd, en later tot stedelijke regeringsposten geroepen.
Zie Burman, Traj. Erud. p. 186. Chauffepié, Nouv. Dict Hist. et Crit. T. III. p. 64.