Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 11
(1865)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 226]
| |
werd hij in October 1751 student te Groningen, en verliet deze hoogeschool, na het verdedigen eener dissertatie de natura Spatii in genere et Vacui in specie, als artium liberalium magister et Philosophiae doctor. In September 1758 bevestigde hem zijn vader als predikant te Renswoude, voorts bedankte hij voor een beroep naar Cortgene, doch nam in 1760 dat naar Haastrecht aan. Eene toenemende belemmering in de spraak, noodzaakte hem in 1777 zijn emeritaat te vragen; doch hij bleef te Haastrecht gevestigd, en hield er zich bezig met eenige jongelieden, onder welke J. Clarisse, A. van den Ende, B. van Marken en anderen voor hoogere studiën op te leiden. Ledeboer maakte zich niet slechts als verdienstelijk onderwijzer, maar ook als godgeleerde en schrijver bekend. Het Stolpiaansch legaat te Leijden bekroonde in 1773 zijne verhandeling over het Zedelijk gevoel, die in het 3de deel der Dissertationes Latinae et Belgicae ad Christianam morum doctrinam spectantes, Lugd. Bat. 1774, voorkomt. Twee andere, over de drie eerste hoofdstukken van Salomo's spreuken, werden door het Bijbelsche Genootschap te Amsterdam, met den gouden en zilveren eerepenning bekroond en uitgegeven. Het Genootschap ter verdediging van de Christelijke Godsdienst bekroonde zijne verhandeling behelzende behoedmiddelen tegen den schadelijken invloed van de Schriften der bestrijderen van de Christelijke Openbaring met zilver en nam haar onder zijn werken op. Voorts schreef hij: Nederlands Zedenbederf, de bronnen van hetzelve en de middelen tot verbetering en hervorming, Amst. 1797. Leerredenen over de opwekking van Lazarus, Gron. 1807. gr. 8o. Eenvoudig Onderwijs in de voornaamste Waarheden, welke de Hervormde Kerk naar den Woorde Gods belijdt en verdedigt, dat 9 maal werd herdrukt. Hij stelde het zamen met den Tielschen predikant Willem de Roo, en, als blijk van langdurige belangstelling in dien arbeid, verscheen nog in 1814 te Amsterdam en Zwolle: Onderwijs der godsdienst of handleiding ter beantwoording der vragen van de heeren Ledeboer en de Roo door Oostkamp. Volgens getuigenis van zijn leerling J. Clarisse, was Ledeboer een man van zeldzame gaven, buitengewone kennis, ware vroomheid, boeijende goedheid, die zijne verschillende leerlingen, naar hunne onderscheidene behoeften, met groote gemakkelijkheid onderwees. Hij huwde Elízabeth van Rijn en overleed den 13den Aug. 1808. Zijne mannelijke nakomelingschap stierf in 1851 in den student, zijn kleinzoon, C. Ledeboer uit. | |
[pagina 227]
| |
Zie J. Clarisse, Aant. op Ewalds Voorlez. over de Uiterl. Kansel-Welspr. 2e uitg. bl. 169; Dez. Iets over den wijsgeer van de Wijnnersse, bl. 48; Dez. Encyc. Theol. (edit. 2) p. 169; Dez. en J. Teissèdre l'Ange, Berigt aangaande A. van den Ende, bl 7; H. Bouman, Memor. J. Clarissii, p. 16; Boekz. der gel. Wer. Sept. 1808, bl. 322. Glasius, Codg. Ned. o.h.w. |
|