finantiën als die der justitie en politie. In alle opzigten regtvaardigde hij dat vertrouwen. Bijzonder onderscheidde hij zich ook bij gelegenheid van eenen hevigen brand te Buitenzorg, op den 1sten October 1829, waardoor een groot gedeelte van het Chinesche kamp werd in de asch gelegd. Het was door zijne zorg, dat dit gedeelte herbouwd en aanmerkelijk verfraaid werd, en dat het Chinesche kamp een sierlijk en zindelijk aanzien verkreeg, waardoor het sedert nog altijd gekenmerkt is. Het was niet vreemd, dat Launy de aandacht der hooge regering meer en meer tot zich trok, en reeds in het jaar 1828 aangesteld werd tot inspecteur van finantiën, en vervolgens in het jaar 1829 gezonden werd als kommissaris naar het eiland Banka, alwaar groote misnoegdheid onder de mijnwerkers heerschte, en de geheele administratie herzien en geordend moest worden. En toen, in het jaar 1830, de Javaansche oorlog geëindigd was, en, bij de regelingen, welke daarbij plaats hadden, vier nieuwe residentiën te beheeren waren, werd Launy door den gouverneur generaal van den Bosch, voor het bestuur van eene derzelve aangewezen, namenlijk der residentie Madioen.
Met grooten ijver aanvaardde hij hier zijne taak. Niet alleen moest daar alles worden georganiseerd en onderworpen aan de regelen van bestuur, sedert vele jaren in de overige residentiën van Java bestaande, hetgeen in dit gedeelte der overgenomene vorstenlanden, waar onderscheidene belangen te ontzien waren, beleid en voorzigtigheid vereischte, even zeer als geestkracht en klem, maar ook moest hier het nieuwe kultuurstelsel werken, en de bevolking daaraan gewend en dienstbaar gemaakt worden. Vier suikerfabrieken werden onder zijn toezigt binnen korten tijd opgebouwd en in werking gebragt, en deze werden niet, op kontrakt aan particuliere ondernemers afgestaan, gelijk elders op Java, maar het gouvernement zelf, trad hier ook op als fabrikant, en het was Launy, die, bij al de beslommeringen van het dagelijksche beheer, durfde op zich nemen, om, slechts bijgestaan door eenen ondergeschikten controleur of administrateur op elke fabriek, het bewijs te leveren, gelijk hij deed, dat de regering eene vruchtelooze proeve nam om te onderzoeken, of hij, bij de suiker kultuur, de partikuliere nijverheid geheel ontberen kon. Launy wendde zijne uiterste pogingen aan om die proeve te doen gelukken, doch hij kwam, in het jaar 1838, tot de onbewimpelde verklaring, dat de zaak onmogelijk was. Na zoo vele inspanningen en arbeid, werd hij, op voordragt van den gouverneurgeneraal de Eerens, door den koning benoemd tot ridder van de orde van den Nederl. Leeuw, en overgeplaatst naar de residentie Banjoemaas, waar zijn werkkring ook zeer omvattend zijn zou. Eerlang werden zijne diensten elders gevorderd, namelijk in de residentie Pekalongan, waar de toestand