[Pieter Lastman]
LASTMAN (Pieter) werd, volgens Balkema, in 1581 en volgens Bryan nog later geboren, ontving het onderwijs van Cornelis van Haarlem, en vormde verder zijn smaak naar de antieken en andere groote voorbeelden in Italië. ‘Zijne ordonnanties, meldt Immerzeel, ‘waren doorgaans beeldenrijk en de stoffaadje oordeelkundig gedrapeerd; het naakte teekende hij naauwkeurig en de draperiën waren welgeschikt,’ doch hij muntte niet uit in koloriet, ook ontbrak het hem aan bevalligheid en in het costuum hield hij zich streng aan de waarheid. Zijn schilderwerk komt zeldzaam voor. De heer Kramm te Utrecht bezit twee schilderijen van hem, de Opwekking van Lazarus, vol beelden, uitmuntend geschilderd en van zijn laatsten tijd, en de Vlugt naar Egypte, uit eene vroegere school. Naar onderscheidene zijner schilderijen zijn gravuren vervaardigd, als Abraham met den Engel door J. van Somer, in mezzotinto; Een landschap met den jongen Tobias door S. Frisius; Een landschap met ruïnen door J. van Noort.
Zijne etsen zijn zeldzaam doch bekend. Kramm vermeldt: Judith, en Thamar in een landschap, in de manier van Rembrandt; Eene vrouw onder een gewelf gezeten, wier hoofd met een sluijer bedekt is, en die de handen voor zich heeft en een Duitsch Burgemeester, die een op den voorgrond staanden knaap een aalmoes geeft, met het monogram M.S., dat is, volgens Nagler, M. Sorg.
Dezelfde meldt, dat hij in 1626 de kunst om de gravuren te illumineren, heeft uitgevonden, doch Heller schrijft deze uitvinding aan zijn zoon Nikolaas toe. Later heeft E. Leblond, uit Frankfort a.M., deze kunst tot meerdere volkomenheid gebragt. De groote Rembrandt en de verdienstelijke Jan Livens waren zijne leerlingen. Jan Six vervaardigde een gedicht tot lof van de door Lastman vervaardigde Offerstaatie van Listeren. Ook J. van den Vondel bezong dit stuk en maakte een bijschrift op zijn door de Keijzer geschilderd portret. Hij stierf te Haarlem in 1649.
Zie van Mander, Lev. der Schild. f. 207; Houbraken, Lev. der Schild., D. I. bl. 97, 296; Wagenaar, Amsterd. D. XI. bl. 407; Chron. van het Hist. Genootsch. D. IX. bl. 370; Immerzeel, Lev. en Werk. der Holl. en Vl. Kunstsch. D. II. bl. 160; Kramm, Lev. en Werk. der Holl. en Vl. Kunstsch. D. III. bl. 954; P. Yver, Supplem. tot Rembrandts etswerken; Cat. van Schilder. in het Mus. Boymans, bl. 22; Six, Ged.; Bloemkrans van versch. Gedicht.