gende, werd hij door den vijand gedwongen met zijne ambtgenooten deze stad te verlaten. In Mei predikte hij gedurende drie weken te Utrecht, en ontving aldaar een beroep naar Brussel. Toen hij den weg naar die stad door den vijand versperd vond, bleef hij te Antwerpen, en werd aldaar, volgens sommigen, tot predikant van het gasthuis aangenomen. Hij bediende dit ambt tot 23 Augustus 1585, toen hij met de overige predikanten gedwongen werd, Antwerpen te verlaten. In September van hetzelfde jaar werd hij te Arnemuiden beroepen, den 16den Mei 1608, in plaats van David de Dieu, te Vlissingen. Het schijnt echter dat hij niet zeer gereed was dit beroep aan te nemen, want Olivarius en Hondius moesten tweemaal naar Arnemuiden, om hem daartoe te overreden. Hij werd in verschillende kerkelijke zaken gebruikt. Zoo was hij in 1586 in de commissie der kruiskerken, in 1610 behandelde hij,
van wegen den Vlissingschen kerkeraad, benevens zijn ambtgenoot Olivarius, de zaak van Mylius op de Synode te Veere. In 1613 was hij scriba op den coetus te Goes, toen Philippus en Petrus Lansbergen, vader en zoon, van hunne dienst te Goes werden ontslagen. Hij overleed den 24sten October 1618 en werd in de Oude kerk begraven. Zijne zinspreuk was Non est mortale quod opto.
Den 4den December 1583 huwde hij Maaijken Knockaarts, Jans dr., die den 5den September 1599 ontsliep. Den 21sten November van hetzelfde jaar hertrouwde hij met Katelyne le Blonk, weduwe van Louis Langlets van Kano bij Valenciennes. Zij stierf den 30sten October 1602, en den 10den Augustus 1603 trouwde hij voor de derde maal met Maaijken Barends van Middelburg. Uit zijn eerste huwelijk liet hij negen kinderen na.
Daniel (die volgt); Joost (die volgt), Jeremias, predikant te Koudekerke in Walcheren, later te Londen, gehuwd met Lijsbet Jans; Samuel, predikant te Heynkenszant in het land van Goes, gehuwd met Adriaenken Cats; Jacobus, predikant te Renesse, in het land van Zierikzee, gehuwd met Adriaenken Jaspers; Petrus, predikant te Nisse, in het land van Goes, in 1638 op de Synode te Tholen overleden; Bernardus, die, na voleindigde studiën, niet spoedig genoeg beroepen zijnde, wegens zijne bekrompene middelen, genoodzaakt werd als commies eene West-Indische reis te doen, daarna op de Groenlandsche vloot en in 1634 te Axel predikant werd. Hij huwde Lysebet Quintens; Maeijken, gehuwd met Elias Moris, predikant te Kruiningen; Jaquemynken, den 9den Februarij 1630 met Bastiaan Jansen gehuwd.
Zijne aanteekeningen, waaruit Vrolijkhert zijne berigten nopens hem putte, waren vroeger in bezit van de Vlissingsche familie Lowiessen, later in dat van den staatsraad H. van