oproerige Gentenaren, bij Oudenaarden, belegerde het kasteel Poucques, waarvoor hij in 1454 werd gedood.
De Kronijken verhalen, dat hij, in den oorlog tegen de Gentenaren, door een legerknecht, met name Bourguignon, met levensgevaar ontzet zijnde, toen hij later dezen, op zijne beurt, in het midden der vijanden zag, hij zich geen oogenblik bedacht, zeggende: ‘hier is geen onderscheid van edelman of knecht, de mensch moet den mensch zijn schuld betalen,’ zich in het midden van de digste drommen der vijanden wierp, en welligt, zonder de te hulp toeschietende ridders, hier het leven voor zijnen weldoener zou hebben gelaten. Hij schreef in het Fransch de geschiedenis van zijn tijd en van zijn eigen daden. Op zijn grafstede, in de parochiekerk te Lalaing leest men zijn grafschrift: ‘Chy gist le bon chevalier Messire Jacques de Lalaing, ainé fils de hault et noble Monseur Guitte, Seigneur de Lalaing, qui trespassa au Siege devant Poucques le III jour du mois de Juillet l'an MCCCCLIIII. Priez pour son ame.’
Zie Biogr. Univ. o.h.w. Dewez, Hist. Génér. de la Belg. T. IV. p. 93, 98; van Kampen, Vad. Karakt. bl. 195; George Châtelain, Hist. du bon Chev. Jacques de Lalaing, frère et comp. de l'ordre de la Toison, Brux. 1834. 4o.; Foppens, Bibl. Belg. T. I. p. 519; Jur. Her. p. 485.