Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 10
(1862)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 442]
| |
September 1723 te Papendrecht, welk beroep werd geïmprobeerd, in September 1732 te Woudrichem, waar hij den 20 Julij van dat jaar bevestigd en in 1758 emeritus werd. Hij overleed te Ghyssen 18 September 1783, oud 90 jaren en 5 weken. Hij schreef: Boetpredikatien, Leiden, 4o. Kort begrip der Christelijke Leere, Schoonhoven 8o. Gork. 2e druk. Over Psalm XVI, Amst. 8o. De Moorman in zijne bekeering voorgesteld, 4o. Opwekking in tijde van verval, 8o. Het beste deel, 4o. Oordeelkundige Aanmerkingen, 8o. Over het Nieuwe Testament, 4 deelen, 4o. Godgeleerde Oeffeningen met een verhaal van de Uijtwerksels te Nieuwkerk, 4o. Godgeleerde Verhandelingen tegen de dwalingen der Hernhutters, Gorinchem 1740. 4o. Over Psalm XXV:12, gehouden in de herberg te Nieuwkerk, door F. Kuijpers, predikant te Woudrichem. Het land van Altena gewaerschouwt in verscheide Boetpredikatien, Gor. 1741. 2 deelen, 4o.
Zie Boekz. der Gel. Wereld, 1721, a. bl. 370, 497, 1723 b. bl. 369, 740, 1732 a. bl. 614 690, 91, 2, 4, 1758 b. bl. 244; Cat. de Groc., bl. 65, 72; Cat. van Voorst, T. I. p. 149; Arrenberg, Naamreg bl. 292; Maurik en Noordbeek, Naamrol, der godgel. Schrijv; Academisch programma van zijn zoon. |
|