en ging in de munt werken. Later (1752) werd hij hoofdgaarder van 's lands gemeene middelen en lid van het Prov. Utrechts Genootschap. Hij stierf den 14den Maart 1784. Tot zijne vrienden behoorden, behalve de hoogleeraar Musschenbroek, wien hij zijne werkkundige waarnemingen mededeelde, die in het voortreffelijk werk van dien hoogleeraar over de Natuurkunde gevonden worden, Diderik van der Kemp, A. Velthoven, die zijne Dichtkundige bespiegelingen over de aarde, den mensch, en den starrenhemel, Dordr. Henr. de Haas, 1714. 8o. aan hem opdroeg. ‘Onder de aangenaamheden,’ schreef deze in zijne Voorreden, ‘welke ik in deze stad gevonden heb, is dat ook een der voornaamsten, dat ik de eer gehad hebbe de zielstreelende lessen (van Kuipers) aan te hooren. Hoe veel voordeel ik hierdoor ontvangen hebbe, zal uit deze Dichtkundige Bespiegelingen blijken,’ en in zijn Opdracht zong hij:
‘Roemt Dort op zoo veel schats en op haar zilvren vloed,
Zij mogt niet min op Kuipers boogen,
Daar hij door eed'len lust bewogen
Tot kunst, het leergraag hart met wijsbegeerte voedt.
De lessen over de natuurkundige wetenschappen, die hij na den dood van Arnold Marcel, op verzoek van den muntmeester Otto Back en van den beroemden Johannes Eusebius Voet, die toen te Dordrecht de geneeskunst uitoefende, gaf, werden door de aanzienlijkste ingezetenen bijgewoond en Björnstahl meldt, dat zeker Dortsch burgemeester, (Snellen) zijne ontevredenheid te kennen gaf, wijl hij, op zekeren dag, dat Kuipers zou voorlezen, een maaltijd moest bijwonen, waardoor hij verhinderd werd zijn toehoorder te zijn.
Zie P. van Braam, Ter nagedachtenis van wijlen Gerardus Kuipers, den vader, bij het Letterkundig Genootschap Diversa sed Una te Dordrecht (12 Nov. 1816) in Mnemosyne. St. IV. (Dordr. 1817) bl. 212 volgg.; Björnstahl, Reize door Europa, D. V. bl. 370; Schotel, Kerkelijk Dordr. D. II. bl. 194, 694, 695, 714; Nederl. Jaarb. 1747. Zijn portret bestaat in zwarte kunst, door Aart Schouwman geschilderd en gegraveerd.