heid Weerd, waarmede de bisschop, aan wien zij leenroerig was, hem niet wilde beleenen. De bisschop viel zelfs in Waerdenbroek, en voerde een van Johan's onderdanen gevangen naar Munster, waar hij wreedelijk gepijnigd en gedood werd. Johan zeide nu den bisschop de gehoorzaamheid op en voegde zich aan de zijde van den bertog Adolf van Kleef, met wien de bisschop in oorlog was. Nadat de vrede tusschen Utrecht en Kleef gesloten was, verzocht Kuilenburg op nieuw het verleen, en toen de bisschop het op nieuw weigerde, deed hij tot handhaving van zijn regt, op een open veld, door notaris en getuigen, in tegenwoordigheid van den bisschop, daartegen protest (20 Augustus 1437). Met den bisschop van Utrecht leefde Jan daarentegen in de beste verstandhouding, zelfs overlaadde hem de eerste met vele goederen in het Sticht; doch zulks duurde niet lang. Gerrit, bastaard van Kuilenburg, had vier of vijf burgers van Utrecht op de Veluwe gevangen genomen, en buiten weten van den heer op Caetshage gezet. Die van Utrecht,
in den waan dat Jan van Kuilenburg kennis van dien aanslag had, wijl Gerrit in en uit Kuilenburg ging, vielen in het dorp Everdingen, vongen aldaar zes en dertig goede mannen, schoten Daniel van Everdingen, een schildboortig man, dood, en maakten grooten buit. Heer Jan kon de gevangenen niet los krijgen, voor hij Gerrit bewogen had de Utrechtsche burgers weder te geven, waarvoor de onderzaten van Kuilenburg 600 frankrijksche schilden aan Gerrit moesten betalen. Toen deze penningen niet voldaan werden, trok hij in 1449 tegen Kuil en burg op, doch zijn aanslag mislukte. Zestien zijner gezellen werden gevangen genomen en onthoofd; de laatste onder welke Wouter van Amstel, boven de andere hoop op een rad, gelegd. Na eene regering van dertig jaren, waarin hij vele oorlogen, verwoestingen en omkeeringen van regeringen en van steden gezien en in al deze zeer gevaarlijke en droevige tijden zijne oude stad weder opgebouwd, benevens de collegiale kerk van St. Barbara, die afgebrand was, herbouwd, het gasthuis van St. Pieter met de kerk en nog een klooster gesticht had, is hij eindelijk den 1sten April 1452 gestorven. Hij huwde ten eerste Barbara van Gemen, ten tweede Aleid, dochter van den heer van Gutterswijk, en liet kinderen na, onder welke zijn opvolger, Gerard II.
Zie Zweer van Culenborg, Origines Culemb. bij Matthaeus Anal. vet. aevi. T. I p. 629. volgg. Pontanus, Hist. Gelr. Lib VIII. p. 244 Chronica de Trajectu et ejus Epp. bij Matthaeus Anal. vet. aevi. T. V. p. 430. volgg. Appendix Suffridi Petri ad Chronicum Joh. de Beka, p. 139. seqq. Slichtenhorst Geld. Genh. bl. 41; Batavia sacra T. I. p. 207, 499. Voet van Oudheusden Beschrijving van Culenb. bl. 53.