[Johannes Hermanus Krom]
KROM (Johannes Hermanus) zoon van Hermanus Johannes Krom en van Anna Ebbenhorst, werd den 8sten Maart 1768 te Tiel geboren; legde zich te Utrecht op de godgeleerdheid toe en bekleedde achtereenvolgend het predikambt te Ochten (1790), Noordeloos (1792), Poortvliet (1793), Loenen aan de Vecht (1797), en sedert 1799 te Gouda, waar hij den 23sten December 1827 overleed. Hij was, na de nieuwe orde van zaken, een ijverig lid van het klassikaal bestuur van Gouda en van het provinciaal kerkbestuur van Zuid-Holland. Ook was hij in 1820 en 1822 in de synode en bragt bij die gelegenheid belangrijke rapporten en gewigtige voorstellen in het midden.
Als godgeleerde maakte hij zich bekend door:
Joannes de Dooper, een leerboek voor den tegenwoordigen tijd. 3 stukken Amst. 1804 gr. 8o.
Drie leerredenen. Gron. 1815 gr. 8o.
Ernst en luim of brieven van eene vriendin over de theorie der geestenkunde van J.H. Jung, gezegd Stilling. Amst. 1816 gr. 8o.
Henriette Stolp, eene geschiedenis ter bevordering van godsdienstige kennis. Amst. 1827 gr. 8o.
Ook gaf hij met B. van Willes.
Verzameling van bijdragen ter bevordering van bijbelsche uitlegkunde en beoefenend christendom, Amst. 2 stukjes. gr. 8o.
Zie Alphabetische Naamlijst van Boeken van 1790-1830 bl. 325, Glasius Godgel. Nederl. 7de Aflev. bl. 317. Synod. Handel. voor 1820 bl. 44, 80, 86, 88, voor 1822 bl. 41, 49, 52, 72, 81, 104; Konst en Letterb. 1828. D. I. bl. 66.