van erkentenis aan de strijders op de Citadel van Antwerpen en de Schelde, een gouden medaille werd aangeboden.
Na vervolgens gedurende een jaar het kommando gevoerd te hebben over de scheepsmagt in de monden van de Maas en Goedereede, werd hem de taak opgedragen den gouverneurgeneraal de Eerens met het fregat Diana naar Java over te brengen, terwijl hij in September 1835 benoemd werd tot kommandant der nederlandsche zeemagt in Oost-Indië. Ook als zoodanig maakte hij zich op onderscheidene wijzen zeer verdienstelijk.
In 1839 werd Koopman benoemd tot kommandant van het koninklijk instituut voor de marine te Medemblik. Ruim acht jaren nam hij die betrekking met den meesten lof waar, en mogt daarvoor den dank der kweekelingen niet alleen, maar ook vele blijken van 's konings goedkeuring ondervinden. In December 1841 werd hij tot schout bij nacht titulair, in het volgende jaar tot schout bij nacht effectief en tot adjudant des konings in buitengewone dienst aangesteld. In 1844 tot kommandeur der orde van de Eikenkroon met de ster benoemd, verkreeg hij, bij zijne aftreding als kommandant van het koninklijk instituut, het kommandeurskruis der orde van den nederlandschen Leeuw. Die decoratie werd hem toen als een bewijs van dankbaar aandenken, geheel in goud gezet, door officieren en ambtenaren aangeboden, bij welke gelegenheid de adelborsten hem een kostbaar geschenk in zilver, waarop hunne namen waren gegraveerd, vereerden.
In 1848 werd Koopman vice-admiraal en lid van het hoog Militair Geregtshof en in het volgende jaar ridder grootkruis der orde van de Eikenkroon. Hij nam zijne regterlijke betrekking met ijver en naauwgezetheid waar, tot dat hij, na juist kort te voren het onderscheidingsteeken voor 40 jarige dienst als zee-officier onder de tegenwoordige dynastie te hebben ontvangen, op den 21sten April 1855 te Utrecht overleed. Een eenvoudig grafteeken, door zijne tweede gade en kinderen op de gemeente begraafplaats opgerigt, wijst de plaats aan waar de verdienstelijke man ter ruste werd gelegd.
De afbeelding van Koopman ziet het licht, ook in het Biographisch album. Hij was tweemaal gehuwd: eerst met Maria Landweert, die hem zes zonen en twee dochters schonk, daarna met Cornelia Hermina Plats, weduwe S.J. Bouwmeester.
Koopman werd te regt genoemd een zeeman van den oud hollandschen stempel’. Aan eene tegenwoordigheid van geest, die hem nooit begaf, paarde hij die snelheid in het besluiten en die vastberadenheid en geestkracht in de uitvoering, zoodra het op handelen aankwam, welke ook de kenmerken waren van onze groote zeehelden van de 17de eeuw. Met een gezond verstand en met veel takt begaafd, had Koopman, zonder juist