[John de Koningh]
KONINGH (John de), oudste zoon van den voorgaande, werd te Londen den 17den October 1808 geboren. Van zijn vader ontving hij het onderwijs in de beginselen der teekenkunst en kompositie, waarna hij zich eenigen tijd te Dordrecht bij Nicolaas Vredeveld met het in hout snijden van ornamenten, en zich vervolgens van 1828 tot 1830 aan de Koninklijke Academie te Antwerpen, met het boetseren bezig hield. Door reislust aangedreven, bezocht hij Londen, Brussel, Parijs, Lyon en nagenoeg geheel Zwitserland, overal ijverig studerende, en de middelen tot voortzetting daarvan, in zijne kunst vindende. Te Parijs vervaardigde hij een Magdalenabeeld in hout; te Lyon drie beelden, St. Jan, St. Michiel en Christus voorstellende. Na eene afwezigheid van omtrent tien jaren keerde hij naar Nederland terug en vervaardigde er eenige werken van minder aanbelang, zoo als de kapiteelen en houten rosetten van het plafond der Willemspoort te Amsterdam. In 1841 viel hem de eer der overwinning te beurt van den grooten prijs der beeldhouwkunst, door de koninklijke Academie te Amsterdam uitgeschreven, voor zijne voorstelling van Prometheus, met het geroofde vuur ter aarde dalende. waardoor hij zich niet alleen het genot eener vierjarige buitenlandsche reize verzekerde, maar ook het lidmaatschap der academie hem ten deel viel. Op het einde zijner kunstreize zich te Genua bevindende, overleed hij er den 30sten Junij 1845, tot groote schade der kunst, die van zijne groote talenten nog veel kon verwachten.
Zie Immerzeel, Lev. en Werk. der Kunstsch.; Kramm, Leven Werk. der Kunstsch.