ham Stamperius over den wederdoop en den kinderdoop. Toen deze een: Waerachtigh Verhael van 't gespreck ghehouden te Somelsdyck uitgaf, schreef de Knuyt eene Verantwoordinghe, 1617.
Voorts ging in druk van hem uit:
Onder verbeteringhe, een kort bekentenisse onzes gheloofs van Vader, Sone ende Heylighen Gheest, den Heylighen Doop, het ampt der Overheydt, ende het eed-zweeren; met eenighe Christelyke ghebeden, Amst. 1623; Haarl. 1635; Amst. 1642; Haarl. 1648, 1684; Gron. 1709.
De Zierikzeesche predikant Godefridus Udemans nam tegen dit werkje de pen op, en noemde den schrijver bisschop der Mennisten. De Knuyt schreef er een antwoord tegen.
Zie van Abkoude, Naamr. van Ned. Boek. D. I. St. III; Paquot. Mem. T. III. p. 478; Blaupot ten Cate, Gesch. der Doopsgez. in Holl. enz. D. I. bl. 125, 194, 216, D. II. bl. 212, 218; Glasius, Godgel. Nederl.