met eene rede, die spoedig daarop te Vlissingen het licht zag, uit 143 octavo bladzijden bestaat en onder de curiositeiten van dien tijd mag gesteld worden. Een uittreksel van dezelve vinden wij in van Eyk's Kanselontluistering bl. 172, 185.
Kimijzer was ook, hoewel zeer middelmatig, Nederduitsch en Latijnsch dichter. Als zoodanig leeren wij hem kennen door een vers op J.J. Brahe's Vlissingens Eeuwvreugd en eenige Latijnsche dichtregelen aan den Dordtschen predikant H.G. van Breugel, ons door Dr. Schotel medegedeeld. Bovendien gaf hij nog uit:
Redevoering over Jes. Godspraak XLIX:23a, ten grondslage der inwijdinge van den vernieuwden Banjaard in het gasthuis te Vlissingen, Vliss. 1793.
Zie Boekz. der gel. wereld, op genoemde jaren; Schotel, Kerk. Dordr. D. II. bl. 452, 796; van der Aa, Nieuw Woordenb. van Ned. Dicht.