[Rudolph Ketjen]
KETJEN (Rudolph) werd den 3den October 1741 te Doetichem geboren en studeerde te Franeker in de regtsgeleerdheid onder Cannegieter en Voorda, en werd er den 17den Junij 1763, na verdediging van zijn specimen de Insulis, tot doctor bevorderd. Zich als advokaat bij het Hof van Gelderland en daaronder behoorende geregten nedergezet hebbende, stelde men weldra zoo veel vertrouwen in zijne kunde en ervaring, dat hij tot adviseur bij de geregten van onderscheidene Geldersche heerlijkheden verkozen werd, en zich vervolgens tot auditeur-militair en commies van 's lands magazijnen te Doesburg zag aangesteld. Beide posten nam hij, gedurende veertig jaren, tot genoegen der regering waar, totdat hij ze, in 1810 nederlegde. Bij derzelver waarneming was hij ook in vrij uitgestrekten kring de regtspraktijk blijven uitoefenen, waarmede hij niet minder lof verwierf, als dat hij geacht en bemind was om zijn uitmuntend karakter en edele hoedanigheden.
Als gecommitteerde uit den landdag tot de zaken der Geldersche academie en daarna als curator dezer instelling, maakte hij zich zeer verdienstelijk, en wèl mag het vermeld worden, dat hij het was die, de buitengewone bekwaamheden van eenen Kemper kennende en waarderende, dezen aan de hoogeschool voor eenigen tijd wist te verbinden. Hij stierf in April 1824.
Zie Bouman, Gesch. der Geld. Hoogesch. D. II. bl. 186, 187.