[Nicolaas van Kampen]
KAMPEN (Nicolaas van) of van Campen, was waarschijnlijk een neef van den vermaarden bouwmeester vroeger genoemd, en een zoon van Cornelis boven vermeld. In 1634 tot raad der stad Amsterdam benoemd, was hij ook regent van het weeshuis aldaar, en niet onbedreven zijnde in de bouwkunde, werd hem, bij de verbouwing van Coster's academie tot een schouwburg, het toezigt daarover opgedragen. Hij kweet zich zoo goed van de hem opgedragen taak, dat hij, om de woorden van den dichter Pels te gebruiken,
Schoon klein van omtrek, groot, en wijd gelijk een kerk, het werk,
Deê schijnen; en 't gemak zo met de welstand paarde,
Dat dit gebouw versierd met zulk een pracht en waarde,
Gelijk zo braaf een' kunst, en groot een stad betaamt,
Een meesterstuk verstrekte, en Schouwburg wierd genaamd.
Zie Wagenaar, Beschrijv. van Amst. D. VIII. bl. 742, 751; Kramm, Lev en Werk. der Kunstsch. D. I. bl. 234.