al ras met den rang van generaal-majoor bekleed. Als zoodanig kreeg hij last om Woerden te bemagtigen, waarvan hij zich spoedig meester maakte, doch welke plaats hij even spoedig weder aan de Franschen moest overgeven; kort daarop werd hij belast met het bevel over de troepen die de stelling aan den Helder opeischten. De Jonge werd den 28sten Julij 1814 lid van het Hoog militair Geregtshof, en den 7den Mei 1822 gepensioneerd. De tijd van zijn overlijden is ons niet bekend. Hij was ridder van de orde van den Nederlandschen Leeuw.
Zie H. Bosscha, Geschied. der Ned. Staats-omwentel, D. I. bl. 155, 189, D. II. bl. 94, uit medegedeelde berigten aangevuld.