Hij overleed den 7den of 8sten Augustus 1630 te Leuven en werd begraven in de St. Pieters-kerk aldaar, die hij gedurende twintig jaren bediend had. Hij schreef:
Aquarum Spadanarum Gryphi, sive Aenigmata, eorundemque explicatio, proficiscentibus ad aquas Spadanas, non minus utilis quam jucunda, Lov. 1614. 12o.
Malo de re; sive Virtutis eruditionisque apparatus et praemium, Lov. 1614. 4o.
Den Hemelschen Heraut, dat is een heerlycke ende loffelycke groetenisse ter eeren van die alderheylichtste Maghet ende Moeder Gods Maria; met noch seer schoone gebeden tot haer, Leuv. 1629. 12o.
Zie Balen, Beschrijv. van Dord. bl. 212; Paquot, Mémoìres T. II. p. 333.