[Jan de Jong]
JONG (Jan de). Met een enkel woord is reeds over dezen gesproken in het artikel van Jelle Corvinus. De Jong predikte van dorp tot dorp in schuren, zelf hier en daar, tegen den wil der kerkeraden, in de openbare bedehuizen. Groot was de wanorde door dezen man gesticht, totdat in 1802 door het Departementaal bestuur van Friesland een besluit werd uitgevaardigd, waardoor de afgescheidene gemeente te niet liep, omdat daarbij bepaald werd dat niemand in het openbaar mogt prediken, tenzij daartoe bevoegd zijnde. Nu bleef er aan eenige ijveraars der nieuwe gemeente niets over dan hunnen jongsten leeraar te laten studeren. De gelden hiertoe benoodigd werden bijeengebragt, en de Jong begon, door het aanleeren van talen, zich voor te bereiden tot het beoefenen der godgeleerde wetenschappen. Na eenige jaren aan de akademie te Franeker vertoefd te hebben, werd hij proponent, in 1808 beroepen te Gaasmeer, in 1811 te Zuiderhuisterveen en in 1818 te St. Jansga, waar hij den 16den Februarij 1821, in den ouderdom van 48 jaren, overleed.
Zie dit Woordenb. D. III. bl. 756 en de aldaar aangehaalde schrijvers.