[Coppen Jarges]
JARGES (Coppen), zoon van Jarges Coppen, burgemeester van Groningen, deelde met zijnen vader het burgemeesterschap en stond met hem aan het hoofd der Schieringers, ten tijde dat deze met de Vetkoopers in bloedige twisten verkeerden. Hij was een oproerig, behendig, stout, moedig en standvastig man, die de steun was van de zijnen. Door verscheidene aanzienlijken des lands bijgestaan, deed hij de Vetkoopers veel afbreuk. In 1413 overweldigde hij het raadhuis, en men zegt dat hij den burgemeester Johan Rengers met eigen hand doorstak en de andere Vetkoopers, die het leven behielden, moesten de stad verlaten. Ook rondom Groningen zette Jarges zijne overwinningen voort, ligtte uit verscheidene kerken de gouden en zilveren kostbaarheden, van welke hij te Kampen arends-guldens liet slaan, die men naderhand Coppens-guldens noemde.
De oorlog tusschen de beide partijen duurde steeds voort. Nu eens overwonnen de Schieringers, dan weder de Vetkoopers. Coppen Jarges, door Keno ten Broecke uit Groningen verdreven, had zich inmiddels te Stavoren gevestigd, en daar was als het ware de hoofdzetel der Schieringers. Eindelijk werd in 1420 een verdrag gesloten, maar niettegenstaande dat ontvlamde het twistvuur met vernieuwde kracht spoedig daarop. Op den 26sten September van laatstgenoemd aar werd Stavoren door eenen nachtelijken aanval der Vetkoopers vermeesterd, waarbij Jarges met velen der zijnen sneuvelde. Zijne vrouw heette Oedekyn ....., bij wie hij twee zonen verwekte.
Zie Schotanus, Friesche Hist., bl. 239-241, 255; Sjoerds, Friesche Jaarb., D. IV. bl. 320-322; Westendorp, Jaarb. van Gron., D. II. bl. 318, 341-346, 350, 374; Scheltema, Staatk. Nederl., D. I. bl. 526; Groninger Volks-Alman, 1839, bl. 37, 1840, bl. 62, 63; Arend, Algem. Geschied. des Vaderl., D. II. St. II. bl. 571-583; van der Chijs, de Munten van Friesl., Gron. en Drenthe, bl. 392, 394, 395, 657.