[Anthony Jansen]
JANSEN (Anthony), wiens naam wij ook Anthoni Jansz. van der Goes, Anthony Janssen, of Janssens gespeld vinden, werd te Goes omstreeks 1621 geboren. Welke betrekking hij bekleed heeft wordt niet gemeld. Hij zette zich in 1651 met zijne vrouw, Magdalena Steenaerts, en zoon, den bekenden dichter Johannes Antonides van der Goes, te Amsterdam neder, waar hij zich met de dichtkunst onledig hield. Op eene ongelukkige wijze kwam hij aan zijn einde, daar hij, zich bevindende op eene buitenplaats te Bloemendaal bij Haarlem, het ongeluk had in eene sloot te vallen en, zich zelven daaruit reddende, zijn been aan een stuk hout bezeerde, welke wonde door het koudvuur werd aangetast, waaraan hij den 9den Junij 1696 overleed. Hij werd te Bloemendaal begraven. Behalve zijne hier en daar verspreide gedichten, ook in het Stamboek van Johanna Koerten, zijn van hem in druk de volgende dichtwerkjes:
Christelijck Vermaeck, bestaende in verscheyden stichtelijcke Rijmen en Gesangen, Haarl. 1645. Langw. 12o.
Zederymen, bestaande in Zangen en Gedichten, op nieuwe musiek door S. Lefevre, Amst. 1656. 12o. met plat.
Bijgedigten op de Beschrijving van het doolhof te Versailles, Amst. z.j. 4o.
Gedichten en Keurdichten, Amst. 1679. 3 deelen.
Gedigten op de Zinnebeelden van Horatius Flaccus, Amst. 1683. 4o.
Gedigten op Otto Veen Zinnebeelden, Amst. 1684. 8o. met pl.
De menschelijke Bezigheden, bestaande in Regeering, Konsten en Ambagten, in 100 figuren uitgebeeld, met Verzen daar op passende, Haarl. 1695. 4o.
De Weerloosheit verdedigt, in tegenstelling van oorlog en wraakgierigheid, Amst. 1700. 4o.
Het afbeeldsel van Anthony Jansen werd door Nicolaas Verkolje geschilderd, en bij Johanna Koerten's Stamboek in gravure gevoegd, met deze regels van den dichter Abraham Bogaert:
Daar zweeft in van der Goes een geest van poëzij.
Hij queelt wat Koerten's schaar al wondren weet te knippen.
Zijn hoogverlichte zoon zong godlijk aan het Y,
Die langer als de stroom zal vloeijen van elks lippen.
Zie de la Rue, Gelett. Zeel. (2de druk) bl. 406-408; van Abkoude, Naamreg. van Ned. Boek, D. I. St. I, III; Witsen Geijsbeek, Woordenb. van Ned. Dicht., D. IV. bl. 20, 21; van der Aa, Nieuw Woordenb. van Ned. Dicht., D. II. bl. 178, 292; Cat. van de Bibl. der Maatsch. van Ned. Letterk. te Leid., D. I. bl. 240; Cat. der Bibl. van J. Schouten, (1853) bl. 34; Cat. van Boek. van van Dam van Brakel, (1859) bl. 32.