[Jacob]
JACOB, getiteld bisschop van Zuden, was een Utrechtenaar van geboorte, en gesproten uit een oud adelijk geslacht. Hij werd bisschop van Zuden in Candia genaamd, ofschoon dat bisdom, gelijk al de overigen, in het Oosten niet meer bestond. De paus had namelijk de gewoonte ingevoerd, dat alle bisdommen en andere aanzienlijke kerkambten bij derzelver naam in wezen bleven, nadat zij door de ongeloovigen overweldigd waren. Jacob was bovendien bekleed met de waardigheid van kommandeur van Sinte Katharina der St. Jans-orde te Utrecht, van welke ridderschap hij in 1313 eene kommanderij te Haarlem had opgerigt. Hij hield zich meest op aan het hof van graaf Willem I, wiens achting hij genoot, en in wiens naam hij verscheidene stukken teekende.
Na het overlijden van Frederik II of van Zyrik, bisschop van Utrecht, in 1322, begaf zich graaf Willem naar Utrecht, ten einde de verkiezing van den nieuwen bisschop naar zijnen zin te doen uitvallen. Hij verzocht de kapittelheeren om Jacob, bisschop van Zuden, als zoodanig te verkiezen; doch dit mislukte, daar Jacob van Oudshoorn, die volgt, verkozen werd. Gedurende de korte regering van dezen schijnt Jacob de waardigheid van wij-bisschop bekleed en steeds op den bisschoppelijken mijter gevlamd te hebben; althans toen er voor Jacob van Oudshoorn geen lang leven meer te hopen was, wendde hij nogmaals pogingen aan om bij diens overlijden verkozen te worden. Bij diens dood werd hij echter andermaal in zijne hoop teleurge-