Eerst tegen het laatst van 1620, werd hij, op zijn ernstig verzoek, voor drie maanden, weder tot het openbaar leeraarsambt der natuurkunde toegelaten, en niet voor Februarij 1623 werd hij in zijne vroegere waardigheid van gewoon hoogleeraar in die wetenschap volkomen hersteld; hij bekleedde die verder met lof, tot aan zijn overlijden, hetwelk in 1628 plaats had. De Latijnsche dichter Janus Bodecheurs Banningius vereerde hem met een Latijnsch grafschrift. Zijne afbeelding ziet het licht. Zijne zinspreuk was: Summum nec metuas diem, nec optes. (Vrees niet den laatsten dag, noch wensch hem).
Jacchaeus schreef de volgende werken:
Primae Philosophiae institutiones, Lugd. Bat. 1616. 16o. ibid. 1628. 16o.
Institutiones Physicae, Lugd. Bat. 16.. 16o. Laatste uitgave, vermeerderd, Amst. 1644. 16o.
Institutiones Medicae, Lugd. Bat. 1624. 16o. ibid. 1631 en 1654. 16o.
Zie Meursius, Alh. Batav. p. 294, 295, met portret; Banningii, Poemata, (Lugd. Bat. 1637.) p. 166; Paquot, Memoires, T. II. p. 266; Siegenbeek, Geschied. der Leidsche Hoogesch. D. I. bl. 117, 127, 128, 222, Toev. en Bijl. bl. 92, 93, 267; Muller, Cat. van Portrett.