In 1660 behoorde hij tot de plegtige bezending uit de Amsterdamsche regering naar 's Hage, om Karel II met zijne herstelling op den troon van Groot-Brittanje geluk te wenschen.
Hij huwde 1. Elisabeth Bisschop; en 2. Maria Coymans en liet vele kinderen na. Hij overleed 26 October 1661. Zijn portret door Houbraken vindt men bij Wagenaar, Vad. Geschied. D. XII.
Hij was een beminaar van kunsten en wetenschappen, inzonderheid der schilder- en dichtkunst, beschermde hare beoefenaars en inzonderheid van Vondel en Jan Vos, die hem ten hemel verhieven. Francius en Broekhusius bezongen zijn buitenverblijf te Maarsseveen.
Zie Wagenaar, Amsterdam, D. V. bl. 116, 214, 219, 220, 242, 248: Dez., Vad. Hist., D XIII. bl. 4; Aitzema, Saeken van Staat en Oorlog, D. III. bl. 1199, 1205, 1206, D. IV. bl. 470, 471, D. V. bl. 589 volgg.; Scheltema, Staatk. Nederl., o.h.w.; Klioos Kraam, D. I. bl. 127, 200, 209, 262, 337, D. II. bl. 285; Bloemkrans van verscheide gedichten, bl. 223; Bilderdijk, Vad. Geschied., D. IX. bl. 17, 19; Broekhusii Poëm., p. 8, 14, 21, 261; Francii Poëm. Posthuma, p. 246, 251, 400; Muller, Cat. van Portr.