[Mr. Jan Huybrechtszoon]
HUYBRECHTSZOON (Mr. Jan), schout te Amsterdam sedert 1518, gebruikte veel oogluiking omtrent de Hervormden. Verdacht van Lutherschgezindheid, werd hij in den aanvang van 1534 van zijn ambt verlaten. In 1538 en 1539 werd hij met een kerkelijk geding, uit naam van Ruurd Toppers, opper-inquisiteur, door den onderinquisiteur Floris Egbertszoon, pastoor der oude kerk, lastig gevallen. Hierbij bleef het niet. De procureur generaal verwierf een mandement ten Hove, waarbij Huybrechtsz., die ondertusschen den storm ziende aankomen, ten lande uitgeweken was, voor 't hof gedagvaard werd. Doch daar zulks, volgens de privilegien der stad, met f 100 af te koopen was, vervoegden de nabestaanden van den gedagvaarde zich bij burgemeesteren, met verzoek om hun bijstand tot handhaving van dit privilegie. Burgemeesteren toonden er zich gereed toe en verschenen nevens hen voor 't hof in de lente des volgenden jaars, doch burgemeesteren en de vrienden van Huybrechtsz. ondernamen niet hem tegen de beschuldiging te verdedigen. Zij beweerden alleenlijk, dat de verbeurdverklaring der goederen met f 100, volgens de privilegien der stad, kon worden afgekocht. Het hof verstond dit eveneens. De gedaagde en voortvlugtige schout werd, bij sententie van 19 Maart 1539 (1540), ten eeuwigen dage gebannen uit Holland, Zeeland, Friesland en Utrecht; doch van zijne goederen niet meer dan 100 Karolus guldens verbeurd verklaard. Wagenaar deelt de sententie mede. Huybrechtsz. overleed in 1541 te Harderwijk.
Zie Commelin, Beschrijv. van Amst., bl. 940; F. von Zesen, Beschreib. der Stadt Amsterdam, bl. 107; Wagenaar, Amsterd, D. III. bl. 6, 24, 64.