met verbeurdverklaring zijner goederen werd gebannen. Of bij de vervolging buiten zijn vaderland ontweek is ons niet gebleken. Zoo hij het deed, moet zijn uitlandigheid kort zijn geweest, daar hij reeds in 1571 een toeleg waagde om de stad Utrecht aan de zijde van den prins te doen overgaan, waarin bij echter ongelukkig slaagde. Sedert wordt zijn naam niet meer vermeld. Hij overleed volgens te Water te Woerden 1580, doch volgens Scheltema in 1572 te IJsselstein, waar hij woonde, en liet een zoon na, die volgt.
Zie Connaiss. de la Noblesse d'Utrecht, p. 17; Hooft, Ned. Hist., B. IV. bl. 148; Bor, Ned. Hist., B. XXXV. bl. 615 (14), 242 (23); Winsemius, Chr. van Friesl., B. XVI. bl. 545; Dez., Hist. per. Fris gest., C. I. p. 66, 67; Sententi en van Alca, bl. 128 tot 130; Te Water, Verb. der Edel., D. I. bl. 95, 98, D. II. bl. 48, en Bijl. bl. 134, 478-480, D. III. bl. 108-114, Bijl. bl. 66; Archiv. de la maison d'Orange-Nassau, T. II. p. 162, T. III. p. 336; Scheltema, Staatk. Nederl., o h.w.; van Wijn, Aanm. op Wagenaar, Vad. Hist., D. IX. bl. 85; Beaufort, Lev. van Willem I, D II. bl. 189, 190; Verzamelde berigt. omtrent de Krijgsberelh. te Nieuwpoort, bl. 58; Arend, Vad. Hist., St. IV. bl. 453, St. V. bl. 150, 162; Hoogstraten, Kok, Kobus en de Rivecourt; van Leeuwen, Bat. Ill., bl. 957.