[Herman van der Horst]
HORST (Herman van der) te Utrecht geboren. Na den 17 December 1717 door de classis geëxamineerd te zijn, vertrok hij 15 Januarij 1718 uit Texel naar Smyrna, waar hij den 6 April aanlandde, volgens gebruik door den geheelen kerkeraad van de reede afgehaald en den 13 dier maand door ds. Th. van der Vecht bevestigd werd. Hij diende deze gemeente tot den 9 Maart 1727, toen hij zijn afscheidsrede hield, en naar Jutphaas, waar hij beroepen was, vertrok. Na in Julij van dat jaar aldaar ingezegend te zijn, vertrok hij nog in hetzelfde jaar naar Schoonhoven, waar hij in 1765 is gestorven.
Hij gaf in het licht:
De zaelige uitkomste van de stervende in den Heere, op het afsterven van den WelEd. Achtb. Heere Dan. Jan de Hochepied, Baron en Magnaet van het koningrijk Hungarye enz., overleden den 10 Novemb. te Smirna 1723, uit Openb. XIV:13 voorgesteld en toegepast.
Hij beoefende ook de poëzy, blijkens zijn grafschrift op Jan Kist, in 1750 als predikant te Nieuwpoort overleden. Gedurende zijn verblijf te Smyrna hield hij Kerkelijke aanteekeningen rakende de Nederlandsche Gereformeerde Gemeente aldaar, weleer in bezit van zijn nazaat, ds. H. van Lil, predikant te Maasdam, en door prof. Kist medegedeeld in zijn Nederl. Archief voor Kerk. Geschied., D. VII. bl. 168 volgg. De journalen door ds. van der Horst op zijne reis naar Smyrna 1717, gelijk op die van 1719, 1720 en 1725 naar Samos, Angera, Ephese, Constantinopel enz., gehouden, berusten op de Leydsche