[Hendrik Hop]
HOP (Hendrik) baron des H. Rijks, broeder van mr. Cornelis Hop, in 1687 geboren, was luitenant-generaal der infanterie en gouverneur van Namen. Niet alleen is hij als krijgsman maar ook als staatsman bekend. In Zomermaand 1725 ging hij als buitengewoon afgezant naar Londen, met last om te klagen over de hulp der Engelschen aan de Algerijnen. Hij kweet zich zóó van zijn last, dat de koning beval de laatsten geen de minste bescherming te verleenen. In 1729 zocht hij den koning over te halen om de Oostfriesche onlusten te helpen bijleggen en handelde met dat hof nopens een voordragt van den keizer wegens het Weener verdrag. In 1733 gaf zijne kennisgeving nopens het ontworpen huwelijk tusschen den prins van Oranje met de kroonprinses van Engeland Anna, aanleiding tot eene belangrijke resolutie der staten van Holland ter voorkoming er van. Vele moeite gaf hij zich ten nutte onzer haringvaart. Ook gaf hij (1731) aan den staat een berigt van een nieuw uitgevonden kunsttuig om ter walvischvangst gebruikt te worden.
Hij huwde 1. Jacoba Sweerts; 2. Judith Lambert en overleed in 1761, bij zijne eerste vrouw drie kinderen nalatende, Maria, Jacob, secretaris van Amsterdam, en Hendrik Hop.
Zie Wagenaar, Vad. Hist., D. XVIII. bl. 518; Bijv en Nal. op Wagenaar, D. XVIII bl. 100, 101, XIX. 33-35, 68, 69, 73, 92, 113, 114; Scheltema, Staatk Nederl., o.h.w.; Kok, o.h.w. Corn. Hop; Lev. van beroemde Mann. en Vrouw, D. V. bl. 49; Chr. v.h. Hist. Genoots, D. VIII. bl. 273, 372, 377.