[Gerrit Hooft]
HOOFT (Gerrit), zoon van den vorige, werd 14 Februarij 1750 te Amsterdam geboren. Na het onderwijs van den geleerden Verreyck aan de Latijnsche school en dat van Burmannus Secundus aan het athenaeum genoten te hebben, werd hij, reeds op zestienjarigen leeftijd (24 Maart 1766) secretaris der stad Amsterdam, waar hij 28 December 1768 ongehuwd overleed.
Hooft was een uitstekend beoefenaar der Latijnsche letterkunde en vooral der poëzy, waarvan hij bij zijn leven eenige proeven in het licht gaf.
(Carmina Juvinilia Gerardi Hooft Junioris, Laurentii van Santen, Henrici Zachariae Couderc, Lamberti Schepper. Amstelod. apud viduam et filium van Tongerlo, 8o. s.a. (1767).
Na zijn dood gaf zijn vriend Hier. de Bosch zijne Julia op nieuw met andere zijner nagelatene gedichten uit onder den titel van G. Hooft, Junioris Civitatis Amstel. abactis Poëmata, Amst. 1770, 8o., opgedragen aan zijn vader en met het portret van den dichter, in 1769 door J. Houbraken op koper gegraveerd, met een vierregelig gedicht van den genoemden de Bosch. Deze voegde bij dezen bundel een Praefatio de vita et moribus en de Epicedia in fumere G.H. Jun. Hoeufft, Peerlkamp en de schrijver der Acta Lipsiensia, A, 1771, p. 579, hebben die gedichten zeer geprezen.
Zie N. Ned. Jaarb. 1766, D. I. bl. 302, 1768, bl 1331; Collot d'Escury, Holl. Roem, A. IV. (1) bl. 204, 205; Saxe, Onom., P. VIII. p. 281; Biogr. Univ., P. XX. p. 536, 537; Hoeufft, Parn. Lat. Belg., p. 244; Peerlkamp, de Poët. Neerl.; P. Burmanni Secund. Poëm., p. 352, 356; Delic., Poëticae, p. 24; Hoeufft, Cat. p. 170, 232; Muller, Cat. van Portr.