komen tot uitvoering van zijn plan om de Fransche liniën te overweldigen en het oorlogstooneel in Zuid-Brabant over te brengen; een plan dat door Ouwerkerk met warmte werd verdedigd, doch bij de overige generaals veel tegenstand vond. Bij Ramelies voegde hij nieuwe lauweren bij die hij te Ekeren en Hockstädt had bevochten, doch na zich van 15 Augustus tot 8 September 1712 te Douay dapper tegen de Franschen verdedigd te hebben, moest hij zich en zijne bezetting gevankelijk naar Amiëns zien voeren. In 1726 was hij graaf en de oudste generaal der ruiterij, terwijl de baron van Friesheim oudste generaal niet alleen van het voetvolk maar van 't geheele leger van den staat was Beiden vervoegden zich schriftelijk bij Holland, met verzoek om, op voordragt hunner edele groot mogenden, bij de bondgenooten tot veldmaarschalk te worden bevorderd. Dit verzoek vond echter geen ingang.
Meermalen werd Hompesch tot meer of min gewigtige zendingen gebruikt. Zoo zonden hem de staten van Holland in 1725 om met Simon Hendrik Adolf graaf van der Lippe-Detmold den koop van de hooge heerlijkheid Vianen en Ameide te sluiten, welke heerlijkheid door huwelijk met Amelia van Dona in zijn bezit was gekomen. Drie jaren later werd hij, na door 's lands staten genaturaliseerd te zijn, als heer van Genderen onder 's lands edelen beschreven. In 1732 besloten de staten der vereenigde gewesten, tot oefening hunner troepen, ‘die in een twintigjarigen vrede’, schreef Wagenaar ‘de voornaamste bewegingen des oorlogs ontwend waren’, tegen den aanvang van herfstmaand, een veldleger op de vlakte van Oosterhout nabij Breda te doen opslaan, onder bevel van den graaf van Hompesch. Hij was sedert 1704 gouverneur van Grave en sedert 1731 van Geertruidenberg en stierf in 1733.
De koning van Pruissen schreef, bij gelegenheid dat hij vertoornd was over het ter dood brengen van den Pruissischen luitenant von Wolschläger te Maastricht, aan den baron van Ginkel: ‘Je vous suis obligé de la nouvelle, que vous mavez mandé, que le genéral comte de Hompesch est mort; dont je plains la personne de tout mon coeur et me rejouisse, que la République perd un si brave homme.’
Zijn port. is in zwarte kunst door P. Schenk bewerkt, fol.
Zie Oordeelk, beschrijv. van de veldslagen en beleger. van Prins Eugenius van Savoyen, den Hertog van Marlborough en den Prins van Oranje, 2 dl. fol. 's Hage 1729; Europ. Merc., Julij-Dec. 1732, bl. 147, Julij-Dec. 1744, bl 27; Wagenaar, Vad. Hist., D. XVIII. bl. 489, 490, D. XIX. bl. 80, 456; van Wijn, Bijv. en Nalez. op Wagenaar, D. XVII. bl. 51, D. XVIII, bl. 96, 97, 104,