hij gewoon hoogleeraar. Zijne uitvallen tegen de leer van Aristoteles hadden zijne benoeming vertraagd. Elf jaren vervulde hij met toejuiching zijne betrekking, terwijl hij tevens als docter practiseerde en zich op de wiskunde toelegde. Eene slepende ziekte maakte den 21 Januarij 1651 een eind aan zijn leven. Hij had nog geen 32 jaren bereikt. Zijne vrouw Maria Pybinga, dochter van Wibrand Jacobs, burgemeester van Franeker, had hem kinderen geschonken, van welke eene dochter Elisabeth den 29 Januarij 1677 in den ouderdom van 40 jaren overleed.
Hij schreef:
Dissertatio Astronomica in Lansbergium, Franeq. 1640 4o. Nopens dit werk schreef Paquot: ‘Cet ouvrage fit honneur à Phocylides et lui valut une place dans la lune.’
Epitome Astronomicae reformatae, Franeq. 1642, 12o.
Sciagraphia Logicae generalis, Franeq. 1643, 12o.
Collegium Logicum, Dispututionibus duodecim, Franeq. 1646, 12o.
In Historiam Philippico-Frisicam clarissimi amplissimique viri D. Pieri Winsemi... amici et collegae quondam intimi ac desideratissimi; een gedicht van ongeveer 250 verzen, gedrukt vóór Pieri Winsimi rerum sub Philippo II per Frisiam gestarum... Libri septem, Leovardiae 1646, fol.
Elementale Logicum, Franeq. 1648, een uittreksel van de Scagraphia Logicae generalis, uitgegeven door Nicolaas Amama, een der uitstekendste leerlingen van Holwerda, die ook de volgende werken in het licht gaf.
Sebastiani Francks Wereld-Spieghel, oft Beschrijving des Aerdkloots; verbetert, vermeerdert met annotatien en sommarie Geographise beschrijvingen, Bolsward 1649, 4o.
Philosophia Naturalis, sive Physica, vetus-nova, Harlemi 1651 12o., waar achter: Oratio de Ratione humana, habsta idib. Martis, CIƆ IƆC XLVII.
Friesche sterrekunst, Haarl. 1652, 1663, 12o.
Holwerda had nog ontworpen:
Speculum Medicinae praeticum.
Super Creatione commentatio.
Zie de Orat. Funeb. Dominci Acronii a Bouma, Hist. Pol. et Eloq. Profess. voor de Phil Nat.; Nic. Blaneardi Orat. pro jubil. Acad., p. 22, 23; Amamia ad flnem Physices Phoc.; Schotanus Beschrijv. v. Friels., p. 245; Vriemoet, Ath. Fris., p. 355 tot 362; Paquot, Mémoir., T. III. p. 115; Kobus en de Rivecourt, Handwoordenb., o.h.w.; Cat. L.G. Visscher, bl. 52.