[Johannes Hogers]
HOGERS (Johannes), broeder van de vorige, studeerde te Leyden en onderteekende in 1663 de formulieren van eenigheid.
Na den dood van Wolferdus en het vertrek van Colonius, waren er voorstanders der kerk te Harderwijk die hem op een dier stoelen trachtten te krijgen, gelijk hij zelf, d. 21 Jan. 1664, aan Coccejus schreef. Zijne Latijnsche gedichten door zijn broeder met de zijne en die van Huet in het licht gegeven, waren beneden de middelmatigheid. Hij schijnt in 1665 gestorven te zijn; toen ten minste verschenen Lacrymae in decessum J. Hogersii et utriusque poëmata (Dav. 8o.) door T. Hogersius.
Zie Hoeufft, Parn. Lat. Belg., p. 187; Peerlkamp, de Poëtis Lat. Neêrl., p. 420-422; Coce Anecd. II. Ep. 103; Bouman, Geschied. der Geld. Hoogesch., D. I. bl. 210; Kist en Royaards, Kerk. Archief, 1e Serie, D. IX. bl. 495.